|
Musduifjes Columbina Passerina Dwergduifje
Ringmaat = 3,5 mm soms 4 mm
Terwijl ik nu terugkom van mijn rondje om de drinkbakken
van de kippen en vogels te ontdooien is het moeilijk om me te realiseren dat ik
nog maar enkele weken terug op het tropische Curacao verbleef, waar de vogels,
die we enkel kennen uit de volieres in het rond volgen en de kruimels van ons
ontbijt tussen onze voeten vandaan kwamen op pikken.
Het Curacao van nu is met zijn vakantie resorts, zijn betere
drinkwater-voorziening en niet te vergeten zijn geslaagde regenseizoen veel
groener dan de dorre klip, zoals ik die mij van veertig jaar geleden herinnerde.
Dit komt de vogelstand daar ook aanzienlijk ten goede, waarbij vogels vanuit de
droge kanoeke hun heil nu in de groene vakantieparken hebben gezocht.
Reden genoeg om in de
komende maanden bij een aantal van de vogels, die hun oorsprong vinden in onze
“overzeese gebiedsdelen”, maar die we ook kennen uit onze vogelhobby eens nader
onder de loep te nemen.
Als eerste soort is gekozen voor het
musduifje, columbiallina passerina.
Musduifje
Het musduifje is het bekendste en het meest talrijke duifje op de boven-windse
eilanden. Het mannetje heeft een paars-bruine kleur waarbij hoofd en borst
geschubd lijken door de weerschijnkleuren op de veren. Het duivinnetje en de
jonge vogels zijn veel bruiner en maken een saaiere indruk. Dit duifje lijkt
liever te lopen dan te vliegen. Bij benadering in de vakantieparken, maar ook
daarbuiten, zal het meestal eerst proberen weg te lopen voor het op de vleugels
gaat.
Het geluid dat hij produceert is verbazingwekkend voor zo’n klein vogeltje: een
diep oe-oe dat eerder van een uil afkomstig lijkt te zijn. Zij broeden in lage
struiken, maar er zijn ook wel nesten op de grond gevonden.
Het op één na kleinste tropische duifje dat de Nederlandse
volières bevolkt, het 15 cm kleine musduifje, is even groot als het
diamantduifje, maar heeft een veel kortere staart en is veel ronder van bouw.
Het luistert naar de naam Columbia Passerina en wordt in de handel ook dikwijls
als dwergduifje aangeboden waarneer ze nog eens sporadisch ingevoerd worden
tussen andere vogels.Het uit Midden Amerika en de
West Indische eilanden tot in het noorden van Zuid Amerika thuis horende
dwergduifje wordt dikwijls verward met het Pygmeeduifje. Dit is eveneens
een dwergduifje dat, net als het musduifje, veelal op de grond te vinden is.
Vandaar voor het Pygmeeduifje ook de naam klein grondduifje (latijnse naam
Columbina minuta). Deze duifjes komen ook uit bovengenoemde streken en komen dan
in dezelfde transportkisten aan bij de handelaren. Vandaar waarschijnlijk de
wisselende naamgeving. De twee soorten duifjes zijn door een leek goed van
elkaar te onderscheiden. De musduif heeft, zowel de doffer als de duivin, op de
borst en in de halsstreek een geschubd verenkleed. Het verenkleed van het Pygmee
duifje is egaal. Het columbina doffertje is, vooral in de broedperiode,
overgoten met een wijnrode purpergloed en heeft een rode snavelinplant die
uitloopt naar zwart in de punt. De bovenzijde van het kopje is grijs, overlopend
in de hals naar purper. De pootjes zijn rose. Het duivinnetje is over het gehele
lichaam grijsbruin en matter van kleur; de snavel is wat grijzer met een
beduidend minder rode inplant.
Beide geslachten hebben net als de Columbina "eigen" zwarte vlekken op het
vleugeldek. De grote slagpennen zijn roodbruin met zwarte punten; de middelste
staartpennen zijn grijsbruin; de buitenste met een witte eindzoom. Tijdens het
vliegen en het vliegen en het zonnebaden zie je de warmbruine kleur
onder de vleugels. De oogiris is oranje tot donkerrood.
Het musduifje is uitermate geschikt om samen met andere vogels gehouden te worden
in een gezelschapsvolière. Tegenover soortgenoten of andere duiven-soorten
kunnen ze soms tekeer gaan. Wanneer ze voldoende ruimte hebben kunnen ze echter
goed samen met andere soorten gehuisvest worden, zoals onder andere
pygmeeduifjes, blauwe grondduifjes, talpacoti duifjes, zwartmaskerduifjes,
buckley duifjes, diamantduifjes, vredesduifjes, zebraduifjes, staalvlekduifjes,
tamboerijn duifjes en peru duifjes.
Er worden goede broedresultaten behaald.
Pas ingevoerde musduifjes (wanneer die er tenminste nog zijn) zijn over het
algemeen erg schuw. Bij iedere beweging zoeken de vogels trippelend over de
grond snel een beschut plekje tussen of in het struikgewas.Alleen in geval
je per se vers bloed wilt hebben ben je misschien toch aangewezen op
import, want ze zijn niet dik gezaaid, noch in Nederland, noch in België.
In de winter zijn de duifjes zeer goed in een onverwarmde volière te houden.
Voorwaarde is wel dat ze over een tochtvrije binnenruimte kunnen
beschikken om aldaar te kunnen overnachten. Zelfs tot een temperatuur van minus
10 graden Celsius overwinteren ze in een onverwarmde binnenvolière. Dit in
tegenstelling tot wat in veel artikeltjes over dit duifje staat geschreven!
Het verdient aanbeveling om, net zoals bij de meeste andere duivensoorten,
vóór de winter de doffertjes en duivinnetjes uit elkaar te halen. Dit om te
voorkomen dat de vogels vroeg in het voorjaar gaan nestelen wat legnood tot
gevolg kan hebben. Begin de kweek niet eerder dan april. Ook niet wanneer je
ziet en hoort dat de lokroep en de buigingen van de doffer het duivinnetje in
het vroege voorjaars-zonnetje proberen over te halen om te paren. Veel kwekers
zelf worden vaak overgehaald de vogels bij elkaar te plaatsen bij het zien van
de eerste zonnestralen in het voorjaar. Denk vooral aan de koude nachten die nog
kunnen voorkomen en de regen en hagel die in deze tijd nog makkelijk uit de
hemel neer kunnen dalen!
Wanneer je de verschijning van legnood niet tijdig herkent raak je
ongetwijfeld vóór het broedseizoen het duivinnetje kwijt. Het is zeer moeilijk
de schaars te verkrijgen duivinnetjes in die tijd van het jaar aan te
vullen. Een doffertje daarentegen is meestal nog wél te koop. Legnood zie je
doordat de vogel meestal op de grond in het etensbakje gaat zitten, dik en met
fletse oogjes. Wanneer je de volière binnenkomt en ze steeds blijft zitten, dan
is het de hoogste tijd om het vogeltje direct onder een warmtelamp te plaatsen.
Spoedig, soms een dag later, ligt het eitje in het
etensbakje
of er naast. Zet het duifje niet direct terug in de volière, maar bouw de
temperatuur langzaam af tot deze weer de temperatuur heeft die in de volière
heerst. In die tijd kan het duifje weer wat op krachten komen. Musduifjes gaan
in een volière gemakkelijk tot broeden over. In een kistkooi is het zelden
gelukt om jongen op stok te krijgen. Ze bouwen hun nest het liefste hoog in de
volière in een kanarienestkastje waarvan aan één zijde de tralies verwijderd
zijn. Hierdoor hebben ze meer plaats wanneer de jongen groter worden. Ook loop
je dan niet snel het risico dat er een jong uit het nest geduwd wordt met alle
gevolgen vandien. Ook een kistnestbakje met alleen aan de voorzijde open
prefereren de duifjes. Ze brengen allerlei nestmateriaal zoals worteltjes,
grashalmen (korte), takjes en dergelijke naar hun nestgelegenheid en maken er
een echt duivennest van, kortom een slordig nestje.
Spoedig na het koppelen zullen de vogels, mits ze in goede conditie zijn, hun
nestje gaan bouwen en kun je na enkele dagen het eerste eitje verwachten. De
twee eitjes zijn wit van kleur en hebben de grootte van een eitje van de
diamantduif. De eitjes worden met name door het duivinnetje bebroed; na
dertien tot veertien dagen komen ze uit. Een enkele keer lost het
doffertje het duivinnetje op het nest af, meestal 's middags. Het duivinnetje
gaat dan meestal eerst naar het etensbakje en durft daarna nog wel eens even te
genieten van de voorjaars zonnestralen. Zoals vele duifjes zijn het ook echte
zonaanbidders. Op een zanderige volièrebodem kunnen ze met hun vleugel omhoog de
warmte opvangen die hun kennelijk goed doet. Zoals bij andere duivensoorten
voeren de musduifjes de jongen de eerste dagen " duivenmelk " uit krop.
Voeding
De duifjes verlangen, naast een goede tropische
zaadmengeling, vanzelfsprekend het bekende grit, eenmaal per week wat
blauwmaanzaad waar ze verzot op zijn ( in de wintermaanden iets meer voeren),
wat tros gierst en onkruidzaden. Ook uit het bakje met eivoer en universeelvoer
nemen ze regelmatig wat op. Het groenvoer, geknipte vogelmuur en verse jonge
brandneteltoppen (fijn geknipt) die gegeven worden aan al mijn vogels, waaronder
vele tropische soorten, worden ook regelmatig in kleine hoeveelheden opgenomen.
De duifjes pikken overal " hun graantje " van mee.
Wanneer je gezonde jongen in het nest hebt, groeien deze echt als kool.
Na zeven of acht dagen kun je ze al ringen met een 3.5 mm ring ( soms is echter
een 4 mm ring nodig ). De jonge duifjes verlaten het nest al zeer snel, soms al
na twaalf dagen. Hou de jongen de eerste dagen na het uitvliegen goed in het
oog, want wanneer de volière ook nog eens bevolkt is met grondvogels, loop
je het risico dat ze de eerste dag al naar de vogelhemel geholpen worden
door die grondvogels. De jongen duifjes zitten de eerste twee dagen meer op de
grond dan op de takken. het territorium van de grondvogels mag, zeker wanneer
bijvoorbeeld Chinese dwergkwartels met jongen zitten, niet betreden worden door
indringers. Iedere vogel vecht immers voor zijn jongen. Spoedig zullen de jonge
duifjes de hoogste tak opzoeken en ze kunnen al snel goed vliegen. Soms beginnen
de ouders al enige dagen aan hun tweede ronde.Meerdere keren zie je de
duifjes weer terug op hetzelfde nest voor een volgende ronde. De jongen
daarentegen komen niet meer terug op het nest na het uitvliegen. 's Nachts
zitten ze meestal op een van de hoogste takken tussen beide ouders in en krijgen
zo nog wat warmte. Een enkele keer jaagt de oude doffer wel eens de jongen na.
Door zijn broeddrift is hij meestal zó fel dat hij de jongen wel eens een tijdje
achterna durft te zitten.
Haal de jongen pas weg wanneer het tweede broedsel uitkomt of laat, mits de
doffer dit toelaat, de jonge duiven gewoon in dezelfde volière zitten. Is dit
niet het geval,dan zet je de jongen over in een ruime kooi of volière waar ze
kunnen uitgroeien en hun jeugdkleed inwisselen voor een nieuw verenpakje. De
jonge vogels vogels lijken de eerste tijd op de moeder, maar spoedig zal je de
doffer en duivin van elkaar kunnen onderscheiden. Tenminste wanneer de vogels
van een verschillend geslacht zijn. Meestal blijkt dit echter het geval te zijn.
Twintig jaar geleden betekende nestcontrole een
verloren ronde; de vogels waren namelijk erg schuw. Nu laten in Nederland
gekweekte vogels rustig toe dat je het nestbakje van de muur haal om controle
uit te oefenen. Maak echter geen onverhoedse bewegingen in hun buurt, dan
vliegen ze van het nest. Dat doen trouwens de meeste vogels. De duifjes raken
echt vertrouwd met hun verzorger.
Laat de duifjes niet meer dan drie broedsels grootbrengen. De oudervogels
moeten tenslotte weer op krachten komen eer de winter begint. Ze moeten reserves
opbouwen. Want de jongen grootbrengen, ruien en winterreserves opbouwen vergt
veel energie van de vogels. Tenslotte hoop je er het volgende jaar weer jongen
bij te krijgen. De jongen van een late ronde zijn het volgende kweek seizoen nog
te jong om mee te gaan broeden. Dit vraagt een goede kweekadministratie om
teleurstellingen te voorkomen.
Tenslotte, wil je naar de tentoonstelling met deze
vogels,dan zal je zoals gebruikelijk een strenge selectie moeten toepassen.
Vogels met de geringste afwijking of slechte eigenschappen moet je uitsluiten
voor de verdere kweek of tentoonstelling. Selecteer op formaat, houding, kleur
pootjes, nagels, snavel en vooral op de rust die de duifjes in zich moeten
hebben. Hou je je aan al deze punten, dan zal je vroeg of laat succes
hebben. Maar wie niet per se voor een tentoonstelling kweekt zal toch veel
plezier kunnen beleven aan deze kleine sierlijke tropische duifjes.
Tot slot voor de echte liefhebber nog eens alle puntjes waarop gelet moet
worden bij aanschaf, kweek, tentoonstelling en dergelijke.
Let bij aanschaf op het volgende:
-koop het liefst onverwante paren.
-koop als het kan eigen kweek vogels
-vogels mogen niet te jong zijn
-vogels moeten er goed uitzien; dus goede conditie
- ze mogen geen nageltjes of teentjes missen; vooral doffertjes niet (in verband
met paren)
- bij importvogels eerst enkele weken quarantaine
Kweekperiode
-niet vóór april beginnen (in onverwarmde volière)
-niet te lang doorgaan met kweken (maximaal 3 keer)
-let op legnood, dik zitten
Voer
-goede mengeling tropenvoer
-eens per week blauwmaanzaad
-universeelvoer en opfokvoer
-eventueel trosgierst
-gesneden vogelmuur en brandneteltoppen
-altijd grit aanwezig
Algemeen
-s'
winters doffers en duivinnetjes scheiden
-zorg voor een tochtvrije voliére
-'s winters geen schoteltjes met water in de voliére plaatsen; duifjes gaan
nooit, zoals andere vogels, aan de rand drinken. ze staan midden in het
schoteltje waardoor de teentjes kunnen bevriezen.
-ze hebben graag een zanderige bodem om te zonnebaden
|
|