LACHDUIF wildkleur
Streptopelia roseogrisea f domestica
De lachduif wordt al honderden jaren in Nederland als
huisduif gehouden.
Uit deze huisduiven worden ook al jarenlang de verschillende kleurmutaties
gekweekt. De overbekende koerduif, die bij vele boerderijen en buitenhuizen de
bezoekers begroet is in feite de pastelvorm van de nominaatvorm van de
(wildkleur) Afrikaanse Tortelduif.
Voor de verschillende kleurslagen zijn standaardeisen opgesteld.
De basiseisen, die we stellen aan houding, formaat, model
en condititie zijn voor alle kleurslagen gelijk. Ook zijn de eisen die we aan de
doffer en aan de duivin stellen volkomen identiek.
Door op het pictogram met de lachduiven te klikken komt u weer terug op deze
pagina. Houding/formaat/model
Wanneer de duif rustig op de bodem van de kooi zit maakt de ruglijn een hoek
van ongeveer 45 graden met de horizontaal. De staart mag de bodem raken maar mag
niet ingedrukt worden. Op stok gezeten is de houding meer horizontaal.Hoewel
delachduif een vrij slanke vogel is, moet de brost van voren gezien rond en
breed zijn. Het lichaam moet eerderlang dan krt zijnen is tapvormig met in het
verlengde daarvan de staart. De rug- en borstlijn moeten eenlvoeiend verloop
hebben. De kop moet regelmatige rondingen tonen. Een iets afgeplaatte schedel is
geen fout, mits er geen scherpe hoeken voorkomen op voor/achterhoofd. De nek is
vrij kort. De nek- en halslijn moeten vloeiend verlopen in de rug- en borstlijn.
De keeluitsnijding doorloopt een gladde gebogen lijn. De vleugels moeten strak
tegen het lichama gedragen worden. De slagpennen moetenop de rug afgedekt worden
door de vleugeldekveren en zij mogen diet boven de rug uitsteken (sabelpenne) en
rusten boven de staart, iets over de staart, zonder te kruisen.
Het loopbeen is kort en stevig en moet vrij van veren zijn. Drie tenen steken
naar voren en een naar achteren. De tenen mogen geen verkrommingen vertonen en
op stok gezeten moeten alle tenene de stok omklemmen. Aan alle tenen zit een
kort eiets gekromde nagel.
De snavel moet eerder lang dan kort zijn en de snavellijn moet door het oog
lopen. De bovensnavel is aan depunt iets gekromd en gepunt. De onder- en
bovensnavel moeten geod sluiten. De kleur van de snavel wordt beoordeeld bij
kleur en zal varieren naar gelang de kleur van de mutatie. De
lengte wordt gemeten vanaf de snavelpun tot het uiteinde van de staart en
bedraagt ca 28 cm.
Kleur:
Kop: Voorhoofd en bovenschedel heldergrijs met een sterke paarse gloed. In
de nek begrensd door de nekband.
De keel is bijna wit en gaat
geleidelijk over in de kop- en borstkleur.
Mantel,rug en stuit: Grijsbruin met de nadruk op bruin. In d enek begrensd
door de nekband.
Vleugels: De vleugeldekveren zijn grijsbruin met d enadruk op bruin. De
veerranden zijn bruiner dan het hart van de
veer zodat er een gehamerde indruk ontstaat. De kleine slagpennen zijn
bruingrijs en de grote slagpennen
zwartgrijs. De grote slagpennen hebben aan de top een lichte omzoming. De
vleugelbochten zijn
blauwgrijs. Borst en onderlijf: De borst is helder grijs met
een paarse gloed. De paarse gloed verdwijnt geleidelijk richting
onderlijf waardoor een helder grijze kleur overblijft. De anaalstreek is
cremekleurig tot wit. Staart: Bovenzijde grijsbruin met de
nadruk op bruin. Onderzijde lichtgrijs met een zwarte basis. Deze staart-
tekening moet
strak afgetekend zijn. Het zwart loopt tot halverwege de staart en wordt in het
midden
overdekt door
de onderstaartdekveren. De buitenvanen van de beide buitenste staartpennen zijn
lichtgrijs. Ogen: Zwart met een donkere iris
Snavel: zwartgrijs Poten:
Purperrood, nagels donker hoornkleurig tot zwart.
Tekening:Op de grens nek-mantel bevindt zich een zwarte nekband, die omgeven is
door een minimale witte zoom. Deze witte omzoming is aan de bovenzijde van de
zwarte nekband wat breder dan aan de onderzijde.
Bevedering: De bevedering dient compleet te zijn en geen slijtage te
vertonen. Een minimale slijtage aan de slag- en staartpennen is geen fout. Het
verenpak dient goed aaneengesloten en strak gedragen te worden.
Conditie: De vogel moet een gezonde indruk maken en helde ruit de orgen kijken.
De bevedering dient schoon te zijn ook rondom de anus. Lichamelijke gebreken en
tekortkomingen mogen niet voorkomen.
Algemene opmerkingen: We dienen aandacht te besteden aan het model. Te
kleine maar vooral iele vogels komen nog regelmatig voor. Vergroeiingen van de
snavel, de snijranden en schubvorming op de poten mogen niet voorkomen.
Aanwijzingen voor de keuring:
De wildvorm moet een duidelijke paarse kop en borst hebben en deze kleur dient zo
ver mogelijk naar de buik toe door te lopen. De wildvorm is qua kleur gelijk aan
de Afrikaanse lachduif, de stamvorm van d etamme lachduif. Deze kleur komt
enigszins overeen met de kleur van de Turkse Tortelduif en kruisingen zijn niet
uitgesloten. De bovendelen van de Afrikaanse Lachduif zijn grijsbruin met een
nadruk op bruin terwijl de bovendelen van de Turkse Tortel bruingrijs zijn, met
de nadruk op grijs.
De wildvorm dient daarom grijsbruine bovendelen te hebben met een warme bruine
waas om dit verschil duidelijk aan te geven. Verder zijn bij de Turkse Tortel de
anaalstreek en de onderstaartdekveren grijs en is de staarttekening ook in de
buitenvaan aanwezig. Deze tekening loopt ongeveer 2 cm verder dan de tekening op
de binnenvaan. Bij de bastaarden is ook de buitenvaan gekleurd en is de
anaalstreek donkerder. Door het onrustige karakter van de bastaarden zullen deze
echter nauwelijks op een TT vertegenwoordigd zijn. |