|
ANGOLA-BLAUWFAZANTJE
- Uraeginthus Angolensis
Linnaeus 1758
Het
land van herkomst is Angola, Zuidwest Afrika, San Thom.
Deze soort wordt door de moeizame acclimatisatie maar heel beperkt door de
liefhebbers in West Europa gehouden. Het zijn ook geen vogels voor binnen in een
kleine ruimte: ze moeten in een volière goed uit kunnen vliegen.
De
kenmerken zijn:
Rondom de ogen, zijkanten kop, keel, borst en buik, de stuit en
bovenstaartdekveren zijn helder lichtblauw. De staart is blauw-zwart.
De bovendelen zijn reebruin-grijs. De onderdelen zijn lichtgrijs. Het wijfje
heeft lichtbruine onderdelen en het blauw is minder uitgebreid en matter.
Ze is moeilijk te onderscheiden van het wijfje van het Blauwfazantje.
Het oog is roodbruin, de snavel roodachtig grijs met een zwarte punt.
De poten zijn bruin.
De lengte bedraagt 12 cm.
Volledigheidshalve
de vier ondersoorten:
U.a.angelensis de hierboven beschreven
nominaatvorm
U.a. cyanopleurus Wolters uit
Zuid Rodhesie en Zuid Mozambique: de bovendelen zijn bruiner en de flanken van
de pop zijn blauw.
U.a. natalensis Zedl uit Natal en Oost Transvaal heeft diep blauwe
veerpartijen en de bovendelen zijn bruin zonder enige spoor grijs.
U.a. niassensis Reichw lijkt op de vorige ondersoort maar de buik is vooral
in het midden veel lichter van kleur. Evenals bij de vorige ondersoort hebben de
popjes blauwe zijden. De ondersoort komt voor in Zuid Rhodesie, Centraal en
Noord Mozambique, Oost Zambia, Malawi en het zuidoosten van Tanzania.
|