|
BLAUWFAZANTJE
- Uraegintus bengala
De nominaatvorm U.
bengalus bengalus komt voor van zuidelijk Mauretanie en Senegal tot centraal
Kameroen en het Noordoosten van Zaire, vaak in de buurt van menselijke
nederzettingen.
Kleurbeschrijving:
Bovenzijde is reebruin; De kop, de gehele onderkant en de bovenste staartveren
zijn helder hemelsblauw. Aan beide kopzijden een ovale rode vlek. Ogen bruin met
smalle gele rand. De snavel is roodachtig. Eigenaardig is het fladderend
vliegen. Broedresultaten zijn meermalen verkregen. De jonge vogels zijn
blauwgrijs en hebben blauwwitte snavelwratjes. Lengte: 12
cm;
De ondersoort U. bengalus schoanus,
het Schoa-blauwfazantje is door zijn grotere lengte gemakkelijk te
onderscheiden van de nominaatvorm, hoewel ze inkleur veel op elkaar lijken en
ook de zang slechts geringe verschillen vertoond. Vooral de staart van het
Schoa-blauwfazantje is wat langer, maar het beste onderscheid is de diep
geelbruine kleur van de rug. Kopzijden, keel borst en flanken zijn helder blauw,
bij de Schoa wat uitgebreider en wat dieper van tint dan bij de nominaatvorm.
Bijna net zo van kleur is het mannetje van de U .bengalus ugandae Zedl.
Het popje onderscheid zich echter door een over de halszijden verlopende bruine
baardstreep en een bruinachtig blauwe keel. Deze ondersoort komt voor in Oost en
Zuid-Oeganda.
Door Wolters en Steinbacher zijn nog 5 andere soorten erkend, die slechts zeer
weinig van elkaar verschillen en gelet op de importstop vermoedelijk ook niet
meer naar Europa komen. Volledigheidshalve noem ik ze toch:
U.b. perpallides Neum met een
verspreidingsgebied van Noordoostelijk Nigeria tot West Eritrea onderscheidt
zich door geelachtig bruingrijze boven delen.
De mannetjes van U.b. brunneigularis hebben
dezelfde kleur als de Schoa, maar de popjes hebben een afwijkende kleur: bruine
wangen en een bruine, veelal blauw overtogen keel. Deze ondersoort leeft in het
hoogland van Kenia
Bij U.b. littoralis van Som zijn alle
veerpartijen lichter van kleur dan bij de andere rassen; de oorvlek is kleiner,
de keel en kopzijden van het popje zijn blauwachtig van kleur. Deze ondersoort
komt voor langs de kusten van Kenia en Noord Oost Tanzania.
De U.b. ugogoensis Reichw uit Centraal
Oost Afrika kenmerkt zich door een meer geelgrijze bovenzijde; bij de wijfjes
zijn de wangen, flanken en keel blauw met een smalle bruine baardstreep.
Bij de U.b. katangae Vinc zijn de
bovendelen nog grijzer en donkerder van kleur; een dieprode oorvlek contrasteert
sterk met de helderblauwe lichaamsdelen, terwijl het wijfje erg veel lijkt op
een Angola Blauwfazantje.
Het verschil blijft zichtbaar aan de kleur van de snavel en ogen.
|