Driekleurglansspreeuw
Spreo superbus (Ruppell)
De
driekleurglansspreeuw is een van de mooist gekleurde spreeuwen en daarom een
veel begeerde volière vogel. In de vrije vlucht fleurt hij zijn omgeving op en
verbaast kenner en leek met zijn prachtige metaalachtige kleuren.
Beschrijving
man: kop en hals blauw-zwart, nek donkerblauw. Rug en vleugels staalgroen
glanzend, alleen de slagpennen zijn zwartachtig, op de vleugeldekveren 2 rijen
zwarte punten, stuit en bovenstaartdekveren blauw glanzend, staart donkerblauw.
Borst
staalblauw glanzend, door witte dwarsband gescheiden van het rood-bruin van de
verdere onderzijde, onderstaartdekveren wit. Oog geel, snavel zwart, poten
zwart. De pop is gelijk aan de man. De jongen hebben de kop en hals zwart,
borst en buik mat rood, witte borstband ontbreekt. Oog zwart.
LENGTE
21 cm.
Ondersoorten
Geen.
Verspreiding
Zuidoost-Soedan, Zuid-Ethiopie, Somalië, naar het Zuiden tot Tanzania.
GELUID
De roep is luid en schril. De zang is lijsterachtig en wordt luid voorgedragen,
ook door de pop.
LEVENSWIJZE
Bewonen de steppen en savannen, meestal in groepen; ze zijn niet schuw.
Voeding: wormen, insecten, vruchten en bessen. Broeden in bomen, zelden in
struiken. Het nest is kogelvormig en wordt gemaakt van takjes, vaak worden
meerdere nesten aan elkaar gebouwd.
ALGEMEEN
Kwam pas na de eerste wereldoorlog in grotere aantallen op de Europese
vogelmarkt. Ze worden veel gehouden om hun kleurenpracht, gemakkelijke
verzorging en gestadige zang. Tegenover de verzorger zijn ze al gauw niet schuw
meer.
GEWENNING
Wildvang is vaak zwak en moet een bijzonder goed voedsel hebben, dus
universeelvoer met gedroogde miereneieren, kort gesneden vlees, hardgekookt ei,
bessen en dagelijks 2-3 vitaminedruppels. Verder sprinkhanen, meelwormen,
regenwormen, pissebedden en in melk opgeloste bijenhoning. Ze kunnen met
levende meelwormen aan het universeelvoer worden gewend (op het voer leggen).
Als ze pas ingevoerd zijn, hebben ze behoefte aan warmte. Het beste is om meerdere
exemplaren in een kleine binnenvolière samen onder te brengen.
HUISVESTING
Voor een kooi (minstens 1 m lang) niet aan te bevelen; worden ze toch hierin
gehouden, dan vloeipapier dat dun wordt bestrooid met zand en bosaarde als
bodembedekking gebruiken. Vanwege de geur vaak vernieuwen. Ze zijn bij uitstek
geschikt voor volières. De buitenvolière beplanten met struiken en kleine
bomen, die, als de volière ruim genoeg is en niet te dicht bevolkt, niet zo
gauw bevuild worden. Als er een verwarmd nachthok aanwezig is, kunnen ze
gedurende de winter in de buitenvolière blijven.
VOEDING
Als bij Gewenning, bovendien nog groenvoer, fruit en verse miereneieren.
KWEEK Al
vaak gelukt, is niet moeilijk als de vogels in een grote vlucht zijn
ondergebracht. Indien mogelijk een paartje alleen houden. Het
geslachtsonderscheid is erg moeilijk te bepalen, omdat er niet alleen geen
kleurverschil is, maar ook de vrouwtjes zingen.
Begin broedtijd in de buitenvolière is begin mei, jaarlijks 2-3 broedsels.
Nestgelegenheden: meestal worden nestkasten ter grootte van spreeuwenkasten
betrokken en opgevuld met vezels en halmen.
De
nestholte wordt in hoofdzaak bekleed met vleugelveren. Legsel: 2-4 eieren,
alleen de pop broedt. De broedduur is 15 dagen. Opfokvoer: verse poppen van liefst grote mieren, wormen,
rupsen, sprinkhanen, verschillende insecten, fruit, bessen en universeelvoer.
Beide ouders voeren.
De
jongen vliegen na ongeveer 20 dagen uit en worden aansluitend nog ca. 14 dagen
gevoerd, daarna zijn ze zelfstandig.
Uit een
grote volière hoeven ze niet verwijderd te worden.
Medische
aanwijzingen De badschotel niet onder een tak of zitstok plaatsen, anders
vervuilt het water en bij het drinken worden dan eventuele ziekteverwekkers,
die zich in de uitwerpselen bevinden, weer opgenomen.