ORANJEPAAPJE
- Sporophila bouvreuil
Het
mooiste en het kleinste onder de verschillende soorten paapjes is wel het
oranjepaapje.
Het oranjepaapje komt voor in een viertal rassen in Brazilië.
De nominaat vorm Sporophila b. bouvreuil, werd vroeger ook wel S.
nigroaurantia genoemd en komt voor in Oost Brazilië.
Sporophila bouvreuil pileata komt voor in Zuid Brazilië, Paraguay en
Noord Argentinië
Sporophila bouvreuil saturata komt alleen in Brazilië voor en
Sporophila bouvreuil crypta vindt men alleen in Rio de Janeiro en
omgeving en is pas in 1967 ontdekt. Het mannetje van dit ras mist het warme
oranjenbruin en het sprekende zwart in zijn veren. Het lijkt wel of hij een
poppenkleed draagt.
De verschillende rassen zijn alleen bij de mannen goed te herkennen.
De nominaatvorm is aan de bovenzijde licht oranje bruin en de onderzijde is
donkjerbruinrood tot oranjebruin.
S.b.pileata is
valer dan de nominaatvorm: op de bovenzijde bruinkleurig en op de onderzijde
licht roodbruin tot roodgeelachtig
S.b.saturata
is duidelijk veel
donkerder, de bovenzijde is nagenoeg kastanjebruin.
Deze mannetjes hebben buiten de broedtijd een lichtere snavelkleur en ze zijn
overwegend wat valer van kleur. Maar niet in alle gebieden blijkt er sprake van
een zogenaamd prachtkleed en een rustkleed.
De popjes zijn alle kenbaar aan de olijfbruine bovenzijde, hebben geen of weinig
zwart op de kop en het zwart in vleugels en staart neigt naar het grijsbruin. Ze
zijn ook te herkennen aan de geelwitte
borst en buik.
Ze zijn
zowel voor kooi als voor volière geschikt. In de laatste gaan ze, mits er niet
meer dan een paartje in verblijft, gemakkelijk tot broeden over. Ze zijn dan
ook herhaaldelijk met succes geteeld. Het verdient aanbeveling ze in de
late herfst en winter binnen te houden.
Het
legsel bestaat meestal uit 3 of 4 eitjes. De broedduur is 12-13 dagen. De
jongen blijven maar kort (11-12 dagen) in het nest en zijn dan duidelijk nog
niet vliegklaar. De staart- en vleugel pennen zijn nog niet volgroeid en de
kopbevedering is dan nog dun.
Alleen het popje bouwt het nest van grashalmen, wortels, vezeltjes en
dergelijke. In de volière bekleden ze hun nest vaak met watten of ander pluis.
Het voer moet een goede tropenmengeling , wat groen en een beetje levend voer
zijn. Het laatste gemengd met wat eivoer of zachtvoer.
Over de
zang wordt verschillend geoordeeld. Baden doen ze graag.
Alle
rassen zijn ongeveer 10 cm groot.
|