PARADIJSWIDA - Steganura paradisea

Kop, keel, rug en vleugels zijn zwart. De hals, borst en de helft van de onderzijde zijn mooi kastanjebruin. De rest van het onderlijf is wit. De twee middelste staartveren zijn als hanenveren, breed en lang.
De bek is zwart, ogen bruin. Eveneens komen nu voor, de Geelschouderwida en de Geelnekwida.

Een vogel welke in iedere volière thuishoort, vooral als hij in prachtkleed is. Dan heeft het mannetje een staart van ± 25 cm, terwijl de vogel zelf maar 13 cm lang is. Tegelijk met het aantrekken van het prachtkleed verandert ook het anders zo rustige wezen van de man; hij vliegt drukker heen en weer, wordt minder verdraagzaam en laat zijn korte, scherpe tonen vlijtiger toren. De twee middelste staartveren groeien uit tot meer dan dubbele lichaamslengte en krijgen haarachtige draden, evenals de twee volgende die korter blijven, maar breder worden en een rechtopstaande vlag hebben.

Hetgeen over de Dominicanerwida is geschreven, geldt eveneens voor de Paradijswida.

Lengte 13 cm, met staart in prachtkleed 35 - 40 cm.

Land van herkomst: Afrika.

 

 

Terug naar de homepage

Tropische vogels | Afrikaanse prachtvinken | Australische prachtvinken | Zebravinken | Japanse meeuwen | Wevers en wida's
| Insecteneters | Vruchteneters | Gorzen | Duiven en kwartels

Otto van Reesweg 45
4105 AB Culemborg
info@speciaalclub.nl