RODE
KARDINAAL - Richmondena cardinalis Cardinalis cardinalis (Linnaeus) Familie
Emberizidae - Gorzen
BESCHRIJVING:
Geheel rode vogel met een flinke kuif; om de snavel, ogen en keel een zwarte
smalle rand; stevige koraalrode kegelsnavel, iets gevorkte staart.
Mannetje:
bovenkop en kuif donker scharlakenrood, smalle zwarte band over het voorhoofd,
slagpennen bruin-zwart met rode buitenzomen, punten van de grote slagpennen
lichtrood, staartveren donkerrood met rode binnenvanen. Vleugeldekveren en
verdere bovenzijde rood, teugel, voorhoofd, kin en bovenkeel zwart, onderzijde
fel rood, naar de kanten toe wat bleker. Oog bruin, snavel fel rood, poten hoorngrijs.
De pop is bruinachtig, kop heeft rood waas.
De
jongen zijn herkenbaar zonder de zwarte tekening van de kop en de keel, verder
als de poppen. De jonge mannen hebben reeds matrode kuifveren.
De eerste
ontdekkers van deze vogel, noemden hem om zijn mooie luide zang, die hij ook 's
nachts laat horen, 'Virginische nachtegaal'. Hij verlangt een ruime behuizing
en in de paartijd laat hij noch soortgenoten, noch andere vogels met rust. Ook
de eigen jongen moeten worden verwijderd, zo gauw ze zelfstandig zijn. Het nest
wordt meestal gebouwd in een vlak korfje, dat in een struik is bevestigd. De 4
- 5 eitjes worden twee weken door het popje bebroed. Nog voor ze kunnen vliegen
verlaten de jongen het nest, waarna ze nog 2 weken door de ouders gevoerd
worden. Het mooie popje is goed te kennen, doordat het bijna geheel bruinachtig
van kleur is, de snavel van de pop is donkerbruin.
LENGTE 20-22
Cm.
Land
van herkomst: U.S.A., Mexico.
ONDERSOORTEN,
VERSPREIDING CardinaliS cardinalis cardinalis (Linnaeus): U.S.A. van
Zuidoostelijk Zuid-Dakota tot Zuid-Ontario en Pennsylvania; C.c.floridanus
Ridgway: Florida; C.c.magnirostris Bangs: Oost-Texas, Zuid-Louisiana; C.c.
canicaudus Chapman: West-Texas, Mexico in het Oosten tot Puebla; C.c. coccineus
Ridgway: Zuidoost-Mexico (Veracruz, Oaxaca); C.c.littoralis Nelson: Mexico
(Zuidoostelijk Veracruz, Tabasco); C.c.yucatanicus Ridgway: Yucatan; C.c.flammigerus Peters: Zuidelijk Quintana
Roo, Brits Honduras; C.c. saturatus Ridgway: het eiland Cozumel, Yucatan; C.c.superbus
Ridgway: Zuid-Arizona, Nieuw
Mexico, Sonora; C.c. igneus Baird: Beneden-California; C.c. townsendi (Van
Rossem) : het eiland Tibur6n (Golf van California); C.c.affinis Nelson: Sonora,
Chihuahua; C.c.sinaloensis Nelson: Sinaloa, Mexico; C.c.mariae Nelson: Tres
Marias-eilanden (voor West-Mexico); C.c. carneus (Lesson) : Zuidwest-Mexico van
Colima tot Oaxaca; C.c.seftoni (Huey): het Noordelijk deel van de kusten rond
de Golf van California; C.c.clintoni(Banks)?: het eiland Cerralvo, omgeving van
de Golf van California.
GELUID
De roep is een luid `piet', bij gevaar `tsjieh'. De zang bestaat uit volle
luide strofen, die tegen het eind zachter worden. In heldere maannachten zingen
ze vaak 's nachts. De kwaliteit van de zang van de afzonderlijke mannen is
verschillend.
LEVENSWIJZE
Ze leven in de ondergroei van bossen, akkers, parken en tuinen, zijn ook in
dorpen te vinden. Voeding : onkruid- en graszaden, wat graan, insekten,
vruchten, verse loten van bomen. Ze broeden in dichte struiken. Het komvormige
nest wordt gemaakt van gras, kleine takjes en stengels. Na de broedtijd trekken
ze in groepen rond.
ALGEMEEN
Reeds lang bekend en al vroegtijdig in Europa ingevoerd. Jarenlang werden ze
niet aangeboden (Amerikaans uitvoerverbod voor vogels), kwamen toen echter via
Mexico weer naar Europa.
Hoewel
de zang, vooral in heldere maannachten, het oor bekoort, kan deze toch niet met
die van de nachtegaal wedijveren. Hij wordt in zijn geboorteland `Virginische
nachtegaal' genoemd, ze zingen echter lang niet zo mooi als de Europese
nachtegaal.
Zijn
sterk en gemakkelijk te verzorgen.
Buiten
de broedtijd zeer verdraagzaam.
Als ze
willen gaan broeden, een paar apart onderbrengen, anders ontstaan er al gauw
twistpartijen, die soms dodelijke verwondingen tot gevolg kunnen hebben.
Vogels
die alleen in een kamer worden gehouden, worden gauw tam. Ze werden reeds I6
jaar oud. Bij M. Reimann-Rendsburg werd in 1929 een zeer lichte vogel
(onderzijde isabelkleurig, bovenzijde blauw-grijs) geboren. Ze baden graag.
GEWENNING:
Niet moeilijk, het beste in een kleine voliere, waarin het voedsel goed
zichtbaar wordt geplaatst. Voedsel zie Voeding.
Huisvesting
Voor een kooi alleen geschikt als ze enige uren per dag vrij kunnen
rondvliegen, anders snel vervetting. De kooi moet zo groot mogelijk zijn. Deze
levendige vogels zijn het beste op hun plaats in een voliere. In de voliere
struiken en naaldhout plaatsen. Als er een goed nachthok is, kunnen ze 's
winters in de buitenvoliere blijven, ze moeten dan wel bij vorst 's avonds het
nachthok worden ingejaagd.
VOEDING
Gierst, kanariezaad, haver, raapzaad, kleine zonnepitten, verse miere-eitjes,
vliegen, rupsen, sprinkhanen, mei- en mestkevers, pissebedden, goed eivoer
(beschuit vermengen met hardgekookt ei en kwark), wat meelwormen, stukjes
zachte appel en peer, aardbeien, bramen, vlierbessen en lijsterbessen (ook
gedroogde), kersen, druiven, sinaasappels, bananen, verse bladknoppen,
halfrijpe korenaren, onrijpe mais, gekiemde zaden, groenvoer.
KWEEK
Reeds vaker gelukt, het meest succesvol in een goed beplante buitenvoliere (met
een heg van naaldstruiken, ook dennentakken aanbrengen). Een paartje
afzonderlijk houden (zie Algemeen). Begin van broedtijd begin mei, 2-3
broedsels per jaar. Balts: luid zingend springt het mannetje met hangende
vleugels rond het popje.
Nestgelegenheden:
bundels takken op verschillende plaatsen in struiken en kleine bomen plaatsen.
Alleen het popje bouwt van droge grashalmen, kleine takjes, mos, schors en
vezels een komvormig nest. Ze wordt bij de vluchten begeleid door het mannetje,
die haar ook voert. Legsel: 2-3 blauw-groene eieren met bruine spikkels, de
pop broedt zeer vast.
Broedtijd
14-15 dagen. De jongen zijn bedekt met blauw-zwart dons. Opfokvoer: veel levend
voedsel, vooral miereneieren en sprinkhanen (een groot vlindernet enige keren
door het hoge gras van een weide halen). Veel eivoer geven, waaraan 1-2
vitaminedruppels per dag worden toegevoegd. Bovendien grote hoeveelheden fruit,
groenvoer, gras- en onkruidzaden. Voor het kweekresultaat is de hoeveelheid
levend voedsel beslissend. Het mannetje voert een deel van het opgenomen
voedsel aan het popje in het nest, die dan samen met de man de jongen voert.
Ze
vliegen na 10-12 dagen uit, ook reeds na 8-9 dagen, maar dan slecht bevederd.
Op een
leeftijd van 3-4 weken hebben ze al een korte kuif. Ze worden ongeveer 28 dagen
gevoerd en moeten dan uit de voliere worden verwijderd, anders verstoren ze een
volgend broedsel.
MEDISCHE
AANWlJZINGEN Geen meelwormen geven tijdens de opfokperiode, anders begint het
mannetje te baltsen en probeert te paren, de jongen gaan dan verloren.
Eventueel de man verwijderen (buiten gezicht en gehoor), de pop voert dan
alleen verder.