Safraanvink

SAFRAANVINK - Sicalis flaveola (Linnaeus) 

BESCHRIJVING man: voorhoofd en schedel oranjekleurig, verdere bovenzijde groeniggeel, onderzijde fel geel. vleugels en staart zwart-bruin; op de kop oranje tot oranje-geel; bovensnavel bruin-grijs, ondersnavel geelachtig. De pop mist het oranje op de kop en is boven grijs-bruin. Zij is matter dan de man de bovenzijde meer bruinig-grijs, kop groen-geel, voorhoofd bleek oranje, keel grijs. De jongen lijken op de pop, ze hebben op de bovenzijde zwarte strepen, de onderzijde is grijs-wit, alleen de onderstaartdekveren en de bevedering van de flanken geel.
Oog bruin, snavel hoornkleurig, poten vleeskleurig.

Lengte: 13-13,5 cm;

Land van herkomst: Z.-Amerika.

ONDERSOORTEN EN VERSPRElDING

Sicalia flaveota flaveola Linnaeus): Venezuela, Noord-Columbia, op Jamaica ingevoerd;
S.f. brcrsitiensis (Gmelin) : Noordoost- en Zuidoost-Brazilie;
S.f.petzetni (Sclater): Zuid-Brazilie, Zuid-Bolivia, Noord-Argentinie, Paraguay en Uruguay;
S.f. valida (Bangs & Penard): Zuidwest-Ecuador, Noordwest-Peru.

GELUID Deze vogel doet wat zijn vorm betreft veel aan een kanarie denken en wordt dan ook wel Braziliaanse kanarie genoemd. De zang is welluidend en aangenaam. De roep is `siett'.

LEVENSWIJZE Leven in tropische open gebieden, die met struiken begroeid zijn, in parken en tuinen, ook in dorpen. Ze bevinden zich veel op de bodem op zoek naar voedsel, vaak in gezelschap van paapjes (Sporophila).

Voeding: alle soorten kleine zaden en wat insekten.

Broedresultaten zijn meermalen verkregen, maar dan alleen in een grote voliere of als paartje in een kweekkooi. In de paartijd zijn zij onrustig en willen de nesten van andere vogels wel eens verstoren. Kruisingen van man Safraanvink met pop kanarie komen meermalen voor. De bastaarden hieruit verkregen zijn zeer fraai. Ze broeden in spleten en nissen van muren, in niet te diepe holen in bomen, ook nemen ze wel hun intrek in nesten van andere vogels. Het slordige en omvangrijke nest wordt gemaakt van halmen, haren en veren.

Algemeen In 1856 werd door Burmeister voor het eerst over hun leven in de natuur geschreven, korte tijd later ook in Europa ingevoerd. Daarna waren ze steeds op de vogelmarkt. Ze worden graag gehouden om hun mooie kleuren, de zang, de gemakkelijke verzorging en de redelijk goede kweekbaarheid. Tegenover andere vogels zijn ze, buiten de broedtijd wanneer ze zeer agressief kunnen worden, steeds verdraagzaam. Jaarlijkse rui: augustus/september.

Ze baden graag.

GEWENNING Niet moeilijk, de vogels komen gewoonlijk in goede conditie in Europa aan. Onderbrengen in een grote kooi of kleine voliere, ook meerdere exemplaren tezamen. Voedsel zie Voeding.

HUISVESTING Goed geschikt voor een kooi (minstens 60 -70 cm lang), liefst paarsgewijze. Zeer aan te bevelen voor een voliere, let wel op de broedtijd (zie Algemeen). Beplanten met struiken en heggen, ook dennentakken aanbrengen. Ze zijn niet gevoelig voor koude, maar moeten 's winters wel in een vorstvrije ruimte worden ondergebracht.

VOEDING Gierst, witzaad, halfrijpe en rijpe gras- en onkruidzaden, vogelmuur, verse miereneitjes, wat meelwormen en gekiemde zaden.

KWEEK Niet moeilijk, reeds vaak gelukt, waarschijnlijk voor het eerst in 1863/64.

De beste resultaten worden behaald in een grote buitenvoliere. Begin broedtijd: april/mei, jaarlijks 2-3 broedsels, daarna man en pop scheiden, anders gevaar voor uitputting. Balts: de man jaagt zeer heftig achter de pop aan en baltst dan met naar voren gestrekte kop, opgestoken kleine veren, hangende vleugels en opgeheven staart. Door in elkaar te duiken, nodigt de pop tot de paring uit. Nestgelegenheden: meestal in nestkast voor grote parkieten en halfopen nestkastjes; de pop bouwt een slordig nest van halmen, vezels, worteltjes, haren en veren.

Legsel: 3-4 witte eitjes met vage grijze en zwartachtige vlekken. Overwegend broedt, wordt slechts af en toe door de man afgelost. Nestkontrole moet worden afgeraden. Na 14 dagen komen de eitjes uit.  Opfokvoer: grote hoeveelheden verse miereneitjes, veel grashalmen, groenvoer, gekiemde zaden en universeelvoer. Na 14 dagen vliegen de jongen uit, ze worden vervolgens nog door de ouders gevoerd. Indien de man  te vroeg met baltsen begint, moet hij afzonderlijk en buiten gezicht en gehoor van de pop worden ondergebracht. Jeugdrui: begint in de 4e-6e levensmaand, volledige volwassen bevedering vaak pas als ze 3 jaar oud zijn.

MEDISCHE AANWIJZINGEN Als een vogel met de staart `wipt', heeft hij last van constipatie (verstopping). De meest voorkomende oorzaken zijn `te goede' voeding (vervetting), darmontstekingen of wormen. Behandeling: Groenvoer en als dat niet helpt 1-2 druppels ricinusolie geven, na eerst nog een klysma te hebben geprobeerd.


Terug naar de homepage

Tropische vogels | Afrikaanse prachtvinken | Australische prachtvinken | Zebravinken | Japanse meeuwen | Wevers en wida's
| Insecteneters | Vruchteneters | Gorzen | Duiven en kwartels

Otto van Reesweg 45
4105 AB Culemborg

Telefoon: 0345-518326

E-mail: info@speciaalclub.nl