GEELSCHOUDERWIDA - Euplectus macrocercus

Volgens Rutgers, die deze vogel beschrijft in deel 2 van zijn boek Tropische volierevogels als Coliuspasser macrocerus) lijkt deze vogel veel op de geelrugwida . Hij mist echter de gele bovenrug, die ook helemaal zwart is en heeft ook een veel langere staart.
De lengte is dan ook 24 cm.
 
De mannen zijn  in de rusttijd van de poppen te onderscheiden aan enkele gele veren in de vleugels.

In de rusttijd worden grote zwermen aangetroffen die bestaan uit geelschouderwida's en roodschedelwida's.
Tegen de paartijd lossen deze zwermen zich op en zoeken enige mannen omringd door een aantal poppen een broedterritorium uit dat ze precies indelen en waarbinnen ze geen indringers dulden.

De verzorging stemt geheel met die van andere wida's overeen.

Het voer bestaat uit zaad, gierst en witzaad, maar ook uit paddi. Daarnaast worden universeel voer en ook insecten en vruchtenvoer goed opgenomen

Wida's zijn sterke vogels, die echter slecht tegen een natte zomer bestand zijn.
Hoewel ze tegen de koude bestand zijn kunnen ze 's winters toch beter in een vorstvrij verblijf worden overgebracht.

Het zijn prachtige vogels voor op een vogelshow, ze moeten dan in een ruime vitrine of vlucht worden ondergebracht. Helaas gebeurt het dan dat ze door de verandering van temperatuur in de rui vallen en dus ook hun lange staartveren laten vallen.

 Land van herkomst: Abessinie

Terug naar de homepage

Tropische vogels | Afrikaanse prachtvinken | Australische prachtvinken | Zebravinken | Japanse meeuwen | Wevers en wida's
| Insecteneters | Vruchteneters | Gorzen | Duiven en kwartels

Otto van Reesweg 45
4105 AB Culemborg
info@speciaalcub.nl