Purperglansspreeuw - Lamprotornis purpureus (Muller) Beschrijving
man, voorhoofd en teugel zwart, kop violetkleurig blauw. Rug en vleugels
blauw-groen glanzend, de vleugeldekveren hebben zwarte punten. Staart
blauw-violet met donkere dwarsstrepen. Onderzijde blauw-violet met purper waas. Oog
geel, snavel zwart, poten zwart. De pop als de man, kop echter in zijn geheel
iets ronder. LENGTE
23 Cm.
Ondersoorten
en verspreiding Lamprotornis purpureus purpureus (Muller) : van Senegal
oostwaarts tot Noord-Dahomey en de aangrenzende Niger; L.p. amethystinus (Heuglin): het Noordelijke deel van het binnenland van Nigeria tot
Centraal-Soedan, Noord-Kongo, Noord-Oeganda en West-Kenya. GELUID
De roep is krassend. De zang bestaat uit krassende en fluitende strofen. LEVENSWIJZE
Ze leven in de bossen en de bomen bij rivieroevers, maar ook in gecultiveerde
streken. Voeding: wormen, slakken, insecten, fruit en bessen. Ze broeden in
holen in bomen. Legsel: 3-4 blauwachtige eieren, die zwak rood-bruin gevlekt
zijn. In de broedtijd leven ze paarsgewijze, daarna trekken ze in groepen rond. ALGEMEEN
Werd in 1928 voor het eerst in Duitsland ingevoerd. In hun gedrag zijn ze wat
terughoudend, maar geenszins schuw. De
prachtig glanzende purper-, violet-, blauwe en groene kleuren doen het
bijzonder goed in een buitenvolière. Tegenover andere Lamprotornis- soorten
zijn ze wat agressief, maar verder zijn ze verdraagzaam, sterk en stellen geen
bijzondere eisen. Ze baden wat minder dan andere spreeuwensoorten. GEWENNING
Niet moeilijk; in het begin hebben ze behoefte aan wat warmte. In een kleine volière
onderbrengen. Voedsel: universeelvoer met fijn geschaafd vlees en hardgekookt
eigeel vermengd, bovendien 20-30 meelwormen per dag. Huisvesting
Door hun grootte en levendigheid niet geschikt voor een kooi, des te meer
echter voor een buitenvolière. Takken (2-4 cm s) als zitgelegenheden
aanbrengen. Als een nachthok aanwezig is, kunnen ze in de buitenvolière
overwinteren. VOEDING
Zie driekleurglansspreeuw. KWEEK
Een enkele keer geslaagd, echter niet vaak. De beste kans is in een grote buitenvolière.
Begin broedtijd: mei/juni. Nestgelegenheden:
nestkast of een groot berkenblok. Legsel: 3-4 eieren. Opfokvoer: miereneieren,
maden en meelwormen. MEDISCHE
AANWIJZINGEN De honingmelk, die ze erg graag drinken, mag slechts in kleine
hoeveelheden worden gegeven, anders laten ze al gauw een groot deel van het
overige voedsel staan. De uitwerpselen worden dan zeer dun, de vogel vermagert,
de voeding is te eenzijdig, direct veranderen!
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|
||||||||||||||||||||
|