|
De
Schlegelastrilde
(Mandingoa
nitidula schlegeli)
Kleur en geslachtsbepaling:
De bouw van deze vogeltjes doet een beetje denken aan winterkoninkjes: klein (±
12,5 cm) en gedrongen, maar dat komt omdat ze vooral in het kreupelhout leven
opzoek naar voedsel. Mannetjes en vrouwtjes zijn gelijk van kleur op de borst en
kop kleuren na. De borst van het mannetje is oranje/roodachtig en bij het popje
oranje/geelachtig. De streek van de snavel tot achter het oog is bij de
mannetjes roodachtig.
De pop heeft een klein oranje maskertje, snavel zwarter. De buik is zwart met
witte stippen (ze zeggen dat de stippen dichter bij elkaar staan, maar ik zelf
heb dat nog niet kunnen ontdekken). De rug en vleugels zijn mosgroen en de
staart (onder en boven) is zwart, hun pootjes zijn hoorn kleurig. Als ze nog
jong zijn dan zijn ze grijs/olijf groen en missen ze de flankvlekken. De oogjes
zijn zwart.
Verwanten en ondersoorten:
De groep vogels telt zes soorten en zijn onderverdeeld in vier geslachten:
Hypargos, Mandingoa, Clytospiza en Euschitospiza. De enige soort die regelmatig
verkrijgbaar is, is de druppelastrilde (Hypargos niveoguttatus). Deze heeft een
zwarte buik met aan de zijden daarvan een witte druppeltekening. Een pop heeft
minder van die druppels.
De Groene druppelastrilden, Mandingoa nitidula, wordt ondercheiden in 4 rassen
die over geheel Afrika verspreid zijn. Het ras Mandingoa nitidula chubbi
bewoont het gebied van Etheopie tot het zuidelijk deel van dat land. De manetjes
van dit ras hebbene en olijfgroene rug. Van Zaire tot aan het oosten van Zuid
Afrika en Mozambique is het nominaat ras Mandingoa nitidula nitidula aam
te treffen en Mandingoa nitidula virginiae is alleen op het eiland
Fernanda Po te vinden. Van dit ras is de omgeving van de ogen en teugels rood
gekleurd
Verspreiding Mandingoa
nitidula schlegeli:
Over de verspreiding van deze vogeltjes kan ik heel kort zijn: Ze komen voornamelijk voor
van Zaire tot Sierra Leone
(Zuidelijk-Afrika).
Verkrijgbaarheid: onregelmatig
De vogels in gevangenschap:
De vogels overleven bijna allemaal de reis van Afrika naar hun nieuwe woning,
als men ze heeft aangeschaft zullen ze erg nerveus zijn maar dat is naar
ongeveer 3 maanden over en ze zullen dan snel hun schuwheid verliezen. Het
mannetje kan behoorlijk lang en ook prachtig zingen, hun contact roep is
ongeveer "tsieet" of ook wel een "tak". Er wordt beweerd dat
deze vogeltje bij 20 graden Celsius moet worden gehouden maar 10 graden boven
nul deert ze ook helemaal niets. De vogels zullen een tamelijk groot maar wel
los in elkaar zittend nest bouwen waar in ze gemiddeld 4 eitjes leggen en waarop
ze dan 12 dagen zullen broeden, en de jongen worden voornamelijk met levend voer groot gebracht.
Ringmaat:
2,5 mm
Doel van de hobby is de omstandigheden zo te maken dat de vogels door de eigen ouders worden uitgebroed en verzorgd.
|
|