ALGEMEEN.

De soorten van het geslacht psephotus tonen aanmerkelijke duidelijke geslachts (dimorfismische) verschillen, de mannen zijn veel kleurrijker dan de poppen.
Dit vergemakkelijkt wel het samenstellen van kweekparen, met uitzondering van de Blue Bonnets. Hier is nagenoeg geen uiterlijk geslachtsonderscheid waarneembaar.

Bij de keuring echter treden weer andere problemen op, nl. de juiste beoordeling van de veel feller gekleurde mannen tegenover de minder kleurrijke poppen.


DE ROODRUGPARKIET (Psephotus haematonotus haematonotus).

Met deze soort wordt reeds jarenlang gekweekt, zodat het domesticatieproces reeds

jaren geleden is ingezet. Dit komt o.a. tot uiting in de grote variatiebreedte in het formaat en het model van de roodrugparkiet.

Het eerste broedresultaat in Nederland is gemeld in 1865.

Inmiddels is er bij de roodrugparkiet een aantal kleurmutaties opgetreden, welke hier worden beschreven.


ONDERSOORTEN VAN DE ROODRUGPARKIET.

Bij de roodrugparkiet zijn twee ondersoorten bekend, te weten de zgn. bleke roodrugparkiet (Psephotus haematonotus caeruleus) en de Donkerblauwe roodrugparkiet (Psephotus caeruleus condon).

Het groen van de man bij de bleke roodrugparkiet is bleker en meer blauwachtig, vooral op de mantel en de rug. De stuit is bleek oranjerood.
De pop is eveneens wat bleker van kleur.

De man van de donkerblauwe roodrugparkiet is in het algemeen bleker en blauwachtiger. De stuit is bleekrood.
De centrale staartpennen zijn sterk bleekblauw overgoten.

Beide soorten komen overigens in Nederland nauwelijks voor.
Er zijn wel tekening en kleurmutaties opgetreden, die hier apart worden beschreven


DE VEELKLEURENPARKIET (Psephotus varius).

Van deze soort zijn drie rassen geclassificeerd, n.l.

a. Psephotus varius varius

b. Psephotus varius ethetae

c. Psephotus varius exsul


In de standaardeis van de NBvV wordt alleen het felst gekleurde ras omschreven en wel de Psephotus varius varius, welke voor de kweker het aantrekkelijkst is.

De mogelijkheid is echter niet uitgesloten, dat in de loop van de tijd ook exemplaren van de andere twee rassen zijn geïmporteerd en voor de kweek met de Psephotus varius varius zijn gebruikt.

De eventuele nakomelingen zullen echter, gezien de geringe verschillen tussen de rassen onderling, niet meer als zodanig worden herkend, daar onwillekeurig de selectie gericht zal zijn geweest op de felst gekleurde exemplaren.

Hoewel er in ons land vrij veel mee gekweekt wordt, kunnen we tot op heden, wat de veelkleurenparkiet betreft niet spreken van een massakweek.
In Australië en Engeland wordt echter al vele tientallen jaren met deze soort gekweekt en bij de nakomelingen daarvan zullen zich al de eerste verschijnselen van het Domesticatieproces hebben voorgedaan.

Met de mogelijkheid, dat de hier in Nederland aanwezige exemplaren afkomstig zijn van Australische en Engelse nakweek, moet rekening gehouden worden en kunnen we een zekere variatiebreedte in kleurpatroon en formaat verwachten.

Tot nu toe, voorzover we weten, heeft zich bij de veelkleurenparkiet nog geen kleur- of tekeningsmutatie voorgedaan.


VEDERSTRUCTUUR VAN DE ROODRUGPARKIET.

De bevedering van de roodrugparkiet bevat de volgende kleurstoffen:

a. Geel carotenoïde;

b. Rood carotenoïde;

c. Zwart eumelanine.

Een opmerkelijk facet van de vederstructuur van de roodrugparkiet is de distributie van het carotenoïde in de bevedering.

Over het algemeen zien we, dat het carotenoïde regelmatig met dezelfde concentratie door heel de bevedering is verspreid.

Bij de roodrugparkiet is dit echter niet het geval. In sommige veervelden is de concentratie carotenoïde kristallen aanmerkelijk sterker dan in andere veervelden. Dit verklaart de diverse nuances groen, die we in het mannelijk verenpak kunnen constateren.

De baardstructuur is afwijkend van die welke we zien bij b.v. de grasparkiet en de agaporniden, maar gelijk aan de baardstructuur zoals we die bij de neophema's waarnemen.

Het nuanceverschil in de groene kleur wordt niet veroorzaakt door een afwijkende melanine- concentratie of een verschil in diepte van de bewolkte zone, maar uitsluitend door de concentratiesterkte van de carotenoïde kristallen.

We zien weer de kern, met daaromheen een lichtabsorberende laag melanine-korrels. Daar omheen zien we de bewolkte zone, die noch melanine, noch carotenoïde bevat. In deze zone bevinden zich uiterst kleine gaatjes van een bepaalde diameter. Door deze gaatjes (vacuoles) worden de blauwe lichtstralen verstrooid. Deze blauwe lichtstralen treden via de carotenoïde zone weer naar buiten. De vermenging blauw licht met geel carotenoïde, geeft als totaalkleur groen.

Is de carotenoïde concentratie zwak, dan zal in de totaalkleur van de baard het blauw overheersen en krijgen we turquoise.

In de voorhoofdszone zien we een zwakke carotenoïde concentratie, evenals in de vleugeldekbevedering. In de andere veervelden zien we een sterke carotenoïde concentratie, met als resultaat grasgroene baarden.

Het bijzondere van de bevedering van de roodrugparkiet en de veelkleurenparkiet is, dat erfelijke factoren in het spel zijn, die de concentratie geel carotenoïde per veerveld regelen. Iets dergelijks zien we ook bij de geelmasker grasparkiet, hoewel bij deze vogel de carotenoïde reductie weer op een andere manier tot stand komt. De haakjes van zowel de kop-, vleugeldek- en de staartbevedering zijn zwart door de aanwezigheid van eumelanine. Dit verdonkert de totaalkleur van die veervelden enigszins.

Bij de pop wordt de grauwgroene kleur op een geheel andere manier gevormd dan bij de man. Het groen, dat we bij de pop zien is het zgn. kanariegroen van de borstbevedering van de grauwgroene kanarie. In deze baarden treedt de blauwstructuur niet op.

Telefoon: 06-33788007

E-mail: info@speciaalclub.nl

Deze soorten vragen lange vluchten en ruime kooien.

Psephotus

Introductiepagina Parkieten | Grasparkieten | Neophema's | Psephotus | Valkparkiet | Agaporniden | Bolborhynchlus | Overige Parkieten | Rosella's | De forpus-dwergpapegaai

Speciaalclub Exoten en Parkieten