Barbarijnse Patrijs

BARBARIJNSE PATRIJS

Wetenschappelijke naam: Alectoris barbara

Engels: Barbary Partridge

Duits: Klippenhuhn, Felsenhuhn

Frans: Perdrix gambra

Algemeen:Beide geslachten zijn gelijk gekleurd. Wordt ook wel Baardpatrijs genoemd.

Herkomst: Noord-Afrika, Kanarische eilanden, Sardinië, Zuid-Spanje.

Lengte: 32 cm.

Ringmaat: 9 mm.

HAAN en HEN

Kop en masker: Een brede band loopt, vanaf het midden van de bovensnavel over het midden van het voorhoofd, de schedel naar de nek en is donker roodbruin gekleurd tot bijna zwart aan de zijkanten van de schedel en de nek en iets lichter van tint op het midden van de schedel. Wangen asgrijs, evenals een brede band, die vanaf de teugels over de ogen naar de zijkanten van het achterhoofd loopt. Deze band is het donkerst gekleurd boven de ogen. De oorstreek is donker roestrood. De Baardpatrijs heeft een kenmerkende witgespikkelde donkerroodbruine halsband, die het breedste is opzij van de hals en in de keel bij elkaar komt.

Kin en keel: Kin en keel asgrijs, naar de keel toe in wit overgaand.

Bovenlichaam: Mantel, rug en stuit zijn donkergrijs met een olijfbruine waas aan het uiteinde van de veertjes van mantel, zijkanten van de krop en de rug. Die van stuit en bovenstaartdekveren hebben een leigrijs waas aan het uiteinde. De buitenste kleine vleugeldekveertjes zijn roodachtig kaneelkleurig en in het midden duidelijk afstekend lichtblauw. Binnenste vleugeldekveren, onderste schouderveren en de dekveren van de kleine slagpennen licht grijsbruin, waarbij de buitenvanen een leigrijze waas vertonen. De grote vleugeldekveren en de dekveren van de grote slagpennen vertonen een isabelkleurige waas. Enkele van de binnenste vleugeldekveren zijn in het midden lichtblauw; een aantal grote vleugeldekveren en dekveren van de kleine slagpennen vertonen wat zwartachtige stipjes.

Onderlichaam: De borst is asgrijs; de kropstreek is in het midden wat lichter grijs dan opzij. De flanken vertonen een typische tekening van zwarte, witte en roestachtig kaneelbruine banen; elke veer heeft witte en kaneelbruine banden, waarbij het witte en buitenste brede kaneelbruine gedeelte gescheiden wordt door een circa 2 mm brede zwarte band.Het midden van de veren is licht blauwgrijs, door een smalle donkere band (die vaak ontbreekt) gescheiden van de rest van het roodachtig kaneelkleurige gedeelte van het middenstuk van de veer. De borst vertoont in het midden een brede vlek met een roseachtige kaneelkleur. De rest van het onderlichaam is roodachtig beige. De anaalstreek laat een grijze waas zien.

Kleine en grote slagpennen: Grote slagpennen donker sepiagrijs tot zwart. De zomen van de buitenvanen zijn beigegeel; de basis van de vanen van de grote slagpennen is smoezelig beigeachtig bruin met donkere stippen. Kleine slagpennen donker olijfachtig grijs met een beige waas en een zacht donkere stipjespatroon langs de buitenste zomen. Schouderveren lichtgrijs met beige zomen en uiteinde.

Staart: Onderstaartdekveren kaneelkleurig met een roodachtige waas. Middelste staartpennen en de basis van de andere staartpennen zijn donker leigrijs, maar met donkere stippentekening. De overige staartpennen zijn roodbruin gekleurd.

Ogen, snavel, poten: De snavel is karmijnrood of oranjerood, naar de punt toe overgaand in geel. De naakte oogring is bleek oranjerood; de iris is licht- tot roodbruin. De poten zijn donkerrood.


Introductiepagina duiven en kwartels | Chinese dwergkwartels | Japanse kwartels | Tandkwartels | Patrijzen en frankolijnen | Echte kwartels | Vechtkwartels | Lachduiven | Diamantduiven | Overige duiven

Speciaalcub Exoten en Parkieten
info@speciaalclub.nl