EUROPESE KWARTEL
Wetenschappelijke
naam: Coturnix
coturnix
Engels:
Quail, European Quail,
Common Quail
Duits:
Wachtel
Frans:
Colin, Caille des blés
Algemeen:
Haan en hen vrijwel gelijk
gekleurd. Tekening en kleur kunnen tussen de verschillende exemplaren behoorlijk
verschillen.
Herkomst:
Europa, Azië
Lengte:
16 - 18 cm
Ringmaat:
4,5 mm.
HAAN
Schedel:
Veren van de schedel zwart
met brede roestbruine uiteinden; over het midden van de schedel loopt een
roomkleurige streep.
Kop:
Boven het oog loopt vanaf
het voorhoofd tot boven de zijkanten van de bovenkop een beigewitte band. De
teugels zijn vooraan wit en bij het oog bruin. Onder oog en oorstreek
loopt een bruine streep. Verder zijn zijkanten van kop en keel wit; door deze
witte veren loopt een roestbruin tot zwart gekleurde streep, die begint onder de
oorstreek en een gelijkgekleurde parallel lopende band, die achter het oog
begint en de keel omsluit maar aan de voorkant vaak niet of slechts ten dele
aansluit op de band, die aan de andere kant van de kop begint.
Keel en kin:
Keelzijden en de ruimte
tussen de de keel omsluitende band en de keelvlek is wit. De keelvlek zelf is
min of meer driehoekig en roodbruin of zwart gekleurd en in grootte variabel bij
de verschillende individuele exemplaren. Tekening en kleur verschillen dan ook
behoorlijk tussen de verschillende exemplaren.
Bovenlichaam:
Bovenrug en schouders
roestbruin of roodachtig bruin; de meeste veren hebben een tamelijk brede, naar
het uiteinde spits uitlopende, geelachtig beige schachtstreep, die zwart omzoomd
is. Bovendien grotere, onregelmatig gevormde zwarte vlekken. Vaak zijn deze
zwarte vlekken en lichtbruine dwarsstrepen alleen zichtbaar op één van de vanen.
De zijkanten van de rug is hetzelfde gekleurd als de bovenrug en de schouders.
Het midden van de rug is zwart met roestbruine of geelbruine smalle, vaak
winkelhaakvormige "dwarsverbindingen" en krabbelachtige patronen.
Bovenstaartdekveren:
Donkerbruin met
roomkleurige schachten en dwarsstrepen.
Onderlichaam:
Krop en bovenste
gedeelte van de borst roestbruin met witte schachtstrepen. De rest van het
onderlichaam is wit. Het midden van de buik toont een duidelijk beige-gele waas.
Zijden roodbruin met brede witte schachtstrepen en meestal enkele donkerbruine
vlekken.
Vleugels:
Grote slagpennen bruin. De
binnenste met een zacht beige buitenzoom. De rest met vale roodachtige bruine
dwarsstrepen op de buitenvanen. Kleine slagpennen eveneens met roodachtig bruine
dwarsstrepen, maar dan op de binnen- én de buitenvanen. De binnenste kleine
slagpennen met duidelijk lichte schachtstrepen en zwarte vlekken.
Vleugeldekveren bruin met lichtbeige dwarsstreepjes.
Staart:
Donkerbruin met roomkleurige
schachten en dwarsstreepjes. Onderstaartdekveren roomkleurig.
Ogen, snavel, poten:
Iris donkerbruin
tot roodbruin; snavel hoornkleurig bruin met zwartbruine punt De basis van de
ondersnavel vleeskleurig tot bruinachtig. Poten bleek geelachtig vleeskleurig
tot licht geelbruin.
HEN
Formaat:
Iets groter dan de haan
Kop:
Zijkanten van de kop
bruinachtig wit; keel roomkleurig, bijna wit. Krop laat, meer of minder
uitgebreid, zwartbruine vlekjes in de lengterichting.
Bovenlichaam:
Gelijk gekleurd aan haan
Vleugels:
Gelijk gekleurd aan haan |