FRANKOLIJNKWARTEL
Perdicula asiatica Hodgson
1837
De vogels uit het geslacht
Perdicula worden in Nederland frankolijnkwartels genoemd. Ze vertonen een
opvallende hoge korte snavel en een bultachtige spooraanzet op de poten. De
staart bestaat uit twaalf stuurveren en is half zo lang als de vleugel. Haan en
hen zijn goed herkenbaar en zorgen samen voro de kuikens. Er is een sterk
sociaal instinct aanwezig want er wordt soms in groepen genesteld en gebroed.
Van de Frankolijnkwartel
zijn vier ondersoorten bekend:
P.a. asiatica (Latham 1970) is de
nominaatvorm. Je vindt deze soort in Centraal en Noordoost India van Guyarat tot
Bihar.
P.a. punjabi (Whistler 1939) komt voor
in Noordoost India van Kasmir tot Uttar Pradesch. Dit is een wat blekere vorm.
P.a. vidali (Whistler en Kinnaer 1936)
komt voor in West-India en kenmerkt zich als een meer roodachtige vogel.
P.a.
ceylonensis (Whistler en Kinnaer 1936) komt zoals de naam al aangeeft voor
op Sri-Lanka en kenmerkt zich door zijn donkere vorm. Deze vogel werd ook
ingevoerd op het eiland La Réunion.
De Frankolijnkwartel is
15-18 cm
lang en 57-82 gram
zwaar. Het is hiermee een van de kleinste hoenderachtigen en ook nauwelijks
groter dan de chinese dwergkwartel. Op het eerste gezicht lijkt het net of ze
een snor en baard bezitten.
Ze lijken ook wel wat op P. argoondah
(Madras kwartel of Rode boskwartel) maar verschillen door de kleur van de
oogstreep en de keel.
Men kan ze aantreffen in
droge heester- en struikgebieden waar gesteente aanwezig is en waar dun gras en
dicht stekelig bos is tot op een hoogte van 1200 meter. De voeding bestaat
uit het zaad van grassen, kruiden millet en sommige insecten.
De broedtijd vindt plaats op het einde van het koude seizoen.
Het overdekte nest wordt
gebouwd op de grond en de hen legt 5-6 zandgele soms van matwitte vlekken
vorozien eieren, die ze gedurende 19-22 dagen bebroedt. De kuikens laten een
kastanje bruine bovenkant zien en zijn grijs op hun onderkant.
Na de broedtijd vormen ze groepjes van een twintigtal
dieren om te rusten en zich te voet op drank en voedseltocht te begeven.
Bij het opschriken spat de groep als vuurwerk uiteen en verspreiden de kwartels
zich in alle richtingen over kleine afstanden om zich dan in het struikgewas te
laten vallen als een baksteen. Het zijn waarschijnlijk standvogels. In Nepal zou
er wat migratie zijn.
Het is geen bedreigde soort, die nu ook vrij veel voorkomt in cultuurland.
Er zijn weinig of geen
populatiegegevens.
Latham (die de vogel eerst
beschreef als Coturnix asiatica)
traceerde deze vogel al in 1790 in het Mahrattagebied van
India.
In de Londonse Zookon me
de vogels al in 1868 bewonderen en in 1881 waren ze ook in Hamburg en in
1885 in
de Bazelse dierentuin.
In 1989 werden er 3 jonge
koppels in België ingevoerd.
Die zorgden bij fokker Ivo Tresinie voor een geluid dat leek op het gezang van
een kanarie. Het einde van de roep wordt rauw afgebroken door een rauw klinkend
kort geluid, dat soms dubbel naar voren wordt gebracht.
Het volgend jaar slaagde Ivo er in om uit de eieren een aantal kuikens te
fokken. Deze kuikens kwamen na 3 weken uit het ei en waren waarschijnlijk de
eerste kuikens in de Benelux. Ze waren maar drie centimeter groot en bruin van
kleur. Maar met hun korte gedrongen nek en hun haakbek vielen ze wel op. Na
enkele dagen hebben de kuikens al bruikbare slagpennen.
In Friesland broedt Piet
Spoelstra met 3 koppels. Hij heeft in 2010 24 jonge kwartels gekweekt.
Piet noteert op zijn website nog de volgende bijzonderheden:
“Frankolijnkwartels
zijn monogaam. Hun paarband is zeer sterk.
Frankolijnkwartels worden ook wel door liefhebbers van volière- & park-vogels
gehouden, maar niet zo veel. Hun wat bescheiden kleurenpalet is daar wellicht
debet aan.
Frankolijnkwartels broeden vanaf half april tot in de vroege herfst.
Ze broeden op de grond in een eenvoudig nest, dat gemiddeld vijf tot zeven
spierwitte eitjes bevat. Na een dag of 20 komen die eitjes uit.
Frankolijnkwartels zijn al na een half jaar seksueel volwassen.
Wel weet Piet na
een destraeus verlopen kweekseizoen in 2009 dat deze kwartels lang warmte nodig
hebben. Ze kunnen ook pas na 3 weken geringd worden met een ring van 5,4-5,5 mm.
Als het volwassen dieren zijn hebben ze deze maat ook wel nodig omdat ze vrij
dikke onderbenen hebben in verhouding tot de andere kwartels.”
Bij deze soort is de kweek
niet echt een probleem, maar wel de beschikbaarheid van onverwante kweekvogels.
Een goede selectie en controle bij het samenstellen van de kweekkoppels is dan
ook een must.
De voliere voeding kan
bestaan uit fazantenpellets en een graan en zadenmengsel. Net als bij andere
kwartels is een droge bodem en een tochtvrij nachtverblijf absoluut
noodzakelijk.
Wetenschappelijke
naam: Perdicula
asiatica
Engels:
Jungle Bush-Quail
Duits:
Frankolinwachtel
Frans:
Perdicule rousée-gorge
Algemeen:
Iets groter dan een Chinese
Dwergkwartel, ter grootte van een Harlekijnkwartel. De geslachten zijn niet
gelijk gekleurd.
Herkomst:
India en Sri Lanka
Lengte:
17 cm.
Ringmaat:
5 mm.
HAAN
Kop en masker:
Schedel bruin met zwarte
dwarsbandjes en smalle zwarte randen. Voorhoofd, streek boven de ogen, kin,
keel, wangen en voorste gedeelte van de oorstreek roodbruin; boven en onder de
roodbruine oogvelden loopt een smalle geelachtig witte band. Achterste gedeelte
van de oorstreek donkerbruin. Zijkanten van de hals okerkleurig bruin met smalle
zwarte golfjestekening.
Kin en keel:
De bovenste helft van de
bruine keelstreek heeft een isabelkleurige omzoming. De onderzijde van de keel
is naar beneden toe zwart-wit gebandeerd.
Bovenlichaam:
Bovenlichaam okerbruin
met smalle zwarte golfjestekening. De rugbevedering heeft smalle beigecrème
schachten. Schouders en binnenste vleugeldekveren bruin met sterke zwarte
dwarsbandering en enige roestbruine dwarsstreepjes en crèmekleurige
schachtbestreping.
Onderlichaam:
Het middelste gedeelte
van de buik, de dijen, de anaalstrek en de onderstaartdekveren zijn roodachtig
isabelkleurig. De borst is alleen bij volwassen hanen zwart-wit gebandeerd.
Kleine en grote
slagpennen:
Kleine slagpennen bruin met zwarte dwarsbandering en wat roestbruine
dwarsstreepjes en crèmekleurige schachtstrepen. Duimveren, buitenste
vleugeldekveren en grote vleugelpennen bruin met roestbruin gekleurde
dwarsbanden van de buitenvanen.
Staart:
Staartpennen bruin met
isabelgele dwarsbanden die aan beide kanten zwart gezoomd zijn.
Ogen, snavel, poten:
Krachtige snavel
hoornkleurig tot zwartachtig grijs. Aan de basis van de bovensnavel grijs,
evenals de ondersnavel. Iris lichtbruin tot oranjebruin. Poten bleek geel tot
oranjebruin. Frankolijnkwartels hebben kleine knopjes op de plaats waar bij
andere kwartelachtigen sporen zitten.
HEN
Het bovenlichaam van het
hennetje is hetzelfde gekleurd als dat van het haantje. Het onderlichaam is
eenkleurig wijnroodachtig zonder zwart-witte-bandering. Wel heeft het hennetje
een roodbruine keelvlek.
|