HARLEKIJN KWARTEL
Wetenschappelijke
naam: Coturnix
delegorguei
Engels:
Harlequin Quail
Duits:
Harlekinwachtel
Frans:
Caille arlequine
Algemeen:
Van de harlekijnkwartel zijn
geen ondersoorten bekend. Er is geslachtsonderscheid waarneembaar.
Herkomst:
Afrika
Lengte:
15-18 cm.
Ringmaat:
4,5 mm
HAAN
Kop en masker:
Veren van schedel en nek
zwartachtig met bruine uiteinden. Vanaf het voorhoofd loopt een smalle okergele
streep over het midden van de schedel tot de aanzet van de hals. Van achter de
snavel loopt een smalle helderwit gekleurde streep naar achteren boven de ogen,
bovenlangs de oorstreek naar achteren in de nek. Aan de onderkant wordt de witte
band omzoomd door een zwarte teugel, die naar achteren toe breder wordt en onder
en boven over het oog naar achteren verloopt in de bruinzwarte oorstreek.
Kin en keel:
Onderste gedeelte van de
teugels, kin, keel en wangen zijn wit. Het witte verenveld wordt onderbroken
door een zwarte, smalle band die aan de keelbasis begint en recht over de keel
naar onderen loopt, steeds breder wordend en uitlopend in een wigvorm. Onder in
de keel splitsen vanuit deze zwarte wigvormige vlek in een rechte hoek twee
zwart gekleurde strepen die naar achteren toe schuin naar boven toe verlopen en
bij de oorstreek weer naar voren afbuigen richting bekopening. Hierbij vormen
deze zwarte veerbanden een zwart "lusvormig" tekeningpatroon. Enkele centimeters
onder de hierboven omschreven zwarte band loopt een tweede band parallel eraan
van de ene oorstreek naar de andere oorstreek. De beide zwarte banden omsluiten
eveneens een wit veerveld.
Bovenlichaam:
Achterhals bruinachtig
gekleurd: elke veer vertoont een lange naaldvormige witte middenstreep die
bovendien zwart omzoomd is. De veren van de mantelstreek zijn eveneens
bruinachtig met een beigekleurige in plaats van zwarte omzoming. Halszijden
kastanjebruin met smalle witte schachtbestreping en zwarte omzoming van de
schachtstreepjes. Schouders en rug zijn, tot aan de bovenstaartdekveren
grijsbruin.
Stuit:
Bevedering van de stuit
grijsbruin met smalle beigebruin gekleurde golfjestekening en zwarte omzoming.
De veren aan de zijkanten van de stuit laten bovendien nog duidelijke beige
gekleurde dwarsbanden zien.
Onderlichaam:
Bovenborst kastanjebruin
met smalle witte schachtbestreping en zwarte omzoming van de schachtstreep. Het
midden van de krop, de borst en de achterste flankbevedering is pikzwart. De
rest van de flanken is roodachtig kastanjebruin met smalle zwarte
schachtstreepjes welke het breedste zijn bij de buitenste flankbevedering. Buik
licht roodbruin; bij sommige exemplaren meer beige-achtig met zwarte
dwarsstreepjes.
Vleugels:
Vleugeldekveren grijsbruin
met beige of grijs golfjespatroon en zwarte omzoming. Grote slagpennen
eenkleurig grijsbruin; kleine slagpennen grijsbruin met op de buitenvlaggen
grijsachtig beige dwarsbanden.
Staart:
Onderstaartdekveren licht
roodbruin. Staartveren zwartbruin met beige golfjespatroon.
Ogen, snavel, poten:
Iris bruin;
snavel zwart; poten vleeskleurig met rose of bruin waas.
HEN
Kop en masker:
Schedel hetzelfde
gekleurd als bij de haan. De brede band boven het oog is isabelkleurig bruin;
keel beige-achtig wit; afscheiding van zijkanten keel en krop door een aantal
veertjes met zwarte dwarsbandjes. Onder de ogen en langs de zijkanten van de
hals enkele zwartgepunte veertjes
Onderlichaam:
Krop en zijkanten van de
borst grijsachtig beige of roestkleurig roodbruin gekleurd met lichte uiteinden
en beige gekleurde schachten. Borst en flanken fel roestkleurig beige; de
flankveren laten lichtere schachtstrepen zien met onregelmatige zwarte
dwarsbestreping. Het midden van de buik is licht beige. Bij de hennetjes van de
harlekijnkwartel treft men veel variatie aan bij de kleur
|