JAVAANSE BOSPATRIJS
Wetenschappelijke
naam: Arborophila
javanica
Engels:
Chestnut-bellied Tree Partridge, Bar-backed Tree Partridge, Javan
Hill-Partridge,
Brown breasted Tree Partridge
Duits:
Java-Waldrebhuhn, Java Buschwachtel,, Java Hügelhuhn
Frans:
Torqueole de Java
Algemeen:
Bewoner van bergwouden op
een hoogte van meer dan 800 meter. Beide geslachten zijn hetzelfde gekleurd. Ook wel Javaanse
Heuvelpatrijs of Javaanse boompatrijs genoemd.
Herkomst:
West-Java
Lengte:
28 cm.
Ringmaat:
8 mm.
HAAN en HEN
Kop en masker:
Voorhoofd geel met een
roestkleurige waas, naar de schedel toe overgaand in roodbruin. Achter de
bovensnavel begint een zwarte band die de rode naakte oogring omgeeft en verder
naar de achterkant van de schedel loopt, waar hij de andere band bereikt.
Achter in de nek loopt de zwarte band dwars naar beneden door een brede
roestkleurige vlek in de nek naar het midden van de nek. Daar "mondt" de band
uit in een andere zwarte band, die gevormd wordt door de basis van de hals.
Een tweede, minder regelmatige zwarte band loopt dwars over de keel naar de
zijden van de hals breder uit in de zwarte band van de basis van de hals.
Kin, bovenste gedeelte van de keel, wangen, oorstreek roestkleurig rood.
Het bovenste gedeelte van de hals is eveneens roestkleurig rood, maar met
een wisselende hoeveelheid zwarte vlekjes.
Bovenlichaam:
Rug, stuit en
bovenstaartdekveren donkergrijs met regelmatige zwarte dwarsbanden. Vleugeldekveren
en schouderveren licht goudbruin met roodbruine veerzomen en vrij
grote zwarte vlekken aan het uiteinde van de veren.
Onderlichaam:
Krop donkergrijs; borst,
buik en zijden roodbruin.
Staart:
Staart zwart met geelachtig
grijze dwarsbanden; onderstaartdekveren roodbruin.
Ogen, snavel, poten:
Zwarte snavel; de
vrij brede, naakte oogring is vleeskleurig rood; de iris is donkergrijs. Poten
vleeskleurig.
|