RODE BOSPATRIJS
Wetenschappelijke naam:
Caloperdix oculea
Engels:
Ferruginous Wood Partridge. Ocellated Partridge
Duits:
Rostgelbes Waldrebhuhn, Augenwachtel
Frans:
Rouloul ocelle
Algemeen:
De geslachten zijn nagenoeg gelijk. De haan
draagt verschillende sporen. Wordt ook wel gevlekte bospatrijs genoemd.
Herkomst:
Burma, Maleisië, Sumatra, Borneo.
Lengte:
27.5 cm.
Ringmaat:
8 mm.
HAAN en HEN
Kop en masker:
Kop en hals roestkleurig bruin tot roestkleurig
geel. Schedel donkerder, meer kastanjebruin van kleur. Kin, keel en zijkanten
van de kop bleker, meer okerkleurig. De streek boven het oog is lichter
kastanjebruinrood. Vanachter het oog loopt een smalle zwarte streep boven langs
de oorstreek naar achteren.
Bovenlichaam:
Bovenrug zwart gekleurd; elke veer heeft twee
witte dwarsbanden. Veren van onderrug en stuit en de bovenstaartdekveren zijn
zwart met roodbruine driehoekige vlekken. Schouderveren en vleugeldekveren licht
olijfbruin met druppelvormige zwarte vlekken bijna aan het uiteinde van de veer.
Onderlichaam:
Onderlichaam roestbruin tot roestgeel. De veren
aan de zijkant van de krop, de zijden en de flanken hebben zwartwitte
dwarsbanden. De veren van het achterste gedeelte van de flanken zijn
roestbruinkleurig met zwarte druppelvormige vlekken. Onderbuik en anaalstreek
witachtig met lichtgrijze en isabelgele stippels.
Kleine en grote slagpennen:
Kleine slagpennen licht olijfbruin met
druppelvormige zwarte vlekken aan het uiteinde van de veer. De buitenste kleine
slagpennen hebben een roodbruine stippeltekening aan de randen. Grote slagpennen
bruinachtig grijs.
Staart:
Onderstaartdekveren licht roestkleurig bruin
met zwart. Staart zwart; de middelste staartpennen hebben smalle roodachtige en
lichtgeelachtige banden en stippeltjes.
Ogen, snavel, poten:
Snavel zwart, iris donkerbruin; poten licht
vaalgroen tot appelgroen. De haan draagt verschillende sporen. |