RODE STEENPATRIJS
Wetenschappelijke
naam: Alectoris
rufa
Engels:
Red-legged Partridge, French Partridge
Duits:
Rothuhn
Frans:
Perdrix rouge
Algemeen:
Beide geslachten zijn
hetzelfde gekleurd. Wordt ook wel Rode Patrijs genoemd.
Herkomst:
Frankrijk, Corsica, Spanje, Portugal,
Noordwest-Italië. Verder zijn deze patrijsachtigen uitgezet op de Azoren, Madeira, Gran Canaria, de
Baleraren en in Groot-Brittannië.
HAAN en HEN
Lengte:
32 tot 34 cm
Ringmaat:
10 mm.
Kop en masker:
Het voorste gedeelte van
de schedel is blauwgrijs; het midden van de schedel bruin, in de nek overgaand
in roodbruin. Onder langs de kleurrijke bovenkop loopt een witte band vanaf
de snavelbasis boven langs de ogen en de oorstreek naar de nek. De
teugels, een smalle streep boven de ogen, een kleine kinvlek en een vlek
onder de basis van de ondersnavel zijn zwart. Kin, keel en wangen beigewit,
omgeven door een brede zwarte band die het onderste gedeelte van de
oorstreek zwart kleurt en naar beneden achter langs wangen en hals naar de
voorzijde van de keel trekt. Het bovenste gedeelte van de oren is roodbruin; de
hals is opzij parelgrijs met zwarte streepjes in de lengterichting.
Bovenlichaam:
Mantel en zijkanten van
de krop zijn kaneelkleurig bruin; de rest van het bovenlichaam, de
vleugeldekveren en de dekveren van de kleine slagpennen zijn donker olijfachtig
grijs; dit grijs is op de stuit zuiverder grijs van kleur.
Onderlichaam:
De zwarte band, die om
de wangen en de hals naar de keel loopt, verbreedt zich in het midden van de
krop tot een zwarte slab, die in de richting van de borst als het ware
"wegloopt" in een groot aantal grotere zwarte vlekken. De borst is blauwgrijs. De
buik, tot aan de onderstaartdekveren, de dijen en het onderste gedeelte van de
flanken zijn donker oranjebruin. De flanken zelf zijn opvallend geelachtig crème
met zwarte en kastanjebruine dwarsbanden.
Kleine en grote slagpennen: Grote slagpennen
donker sepiagrijs tot zwart; de zomen van de buitenvanen zijn geelachtig beige. De
basis van de vanen van de buitenste grote slagpennen zijn beige en met
een bruine waas overtrokken en overdekt met donkere stippeltjes. De
kleine slagpennen zijn donker olijfachtig grijs met een isabelbeige omzoming van de
buitenvanen.
Staart:
Middelste staartveren donker
grijs; overige staartpennen roodbruin. Onderstaartdekveren licht
grijsbruin met een isabelbeige waas.
Ogen, snavel, poten:
De snavel en de
washuid rondom het oog is koraalrood. De iris is lichtbruin. De poten zijn koraalrood tot
karmijnrood. De voetzolen zijn geel gekleurd.
|