SEE-SEE PATRIJS
Wetenschappelijke
naam: Ammoperdix
griseogularis
Engels:
See-see Partridge, See-see, Bonham's Partridge, Desert Partridge
Duits:
Persisches Sandhuhn, Sisi, Persisches Wüstenhuhn
Frans:
Perdrix see-see
Algemeen:
Er is uiterlijk
geslachtsonderscheid tussen de haan en de hen. Wordt ook wel Perzische
zandpatrijs of grijskeel woestijnpatrijs
genoemd.
Herkomst:
Turkije, Irak, Pakistan, Turkmenistan, Zuid-Rusland.
Lengte:
22-25 cm
Ringmaat: 6-6,5 mm
HAAN
Kop en masker:
Zwart voorhoofd en
zwarte streep boven de ogen. Schedel, achterhoofd en zijkanten van de hals zijn
matgrijs met een wijnrode waas. Op hals- en nekzijden bevinden zich
roomkleurige dwarsvlekken. Kin wit; keel lichtgrijs.
Teugels en een vlek achter
het oog tot en met de oorstreek zijn wit; daarachter bevindt zich een
wijnroodachtig gekleurde vlek.
Bovenlichaam:
Bovenzijde bruinachtig
beige; de bovenrug toont een sterk wijnrode waas, vaak met donkergrijze
dwarsbanden.
De stuitveren hebben zwarte stipjes rond de schachten. De
bovenstaartdekveren hebben een wazige overdwarse stipjestekening.
Onderlichaam:
Krop en borst licht
grijsbruin met een wijnrode waas. Het midden van het onderlichaam is witachtig
gekleurd. De zijkanten van de borst zijn grijsachtig wijnrood met zwarte
buitenranden. In de richting van het midden van de borst hebben de veren geen zwarte
randen, maar wel witte strepen in de lengterichting.
Kleine en grote slagpennen: Kleine slagpennen
grijsbruin. De buitenvanen zijn in de richting van de basis van de veer bleek roseachtig
gespikkeld; de rest vertoont grote roodachtig gele vlekken.
Staart:
Staartpennen kastanjebruin;
het middelste paar vertoont een wazige overdwarse stipjestekening.
Onderstaartdekveren geelbruin.
Ogen, snavel, poten:
Snavel
vleeskleurig of oranje; vleeskleurige oogring. Iris geelbruin, goudbruin of roodbruin. Poten
geelachtig met een groenachtige waas of geelgroen.
HEN
Kop en masker:
De hen heeft een bruine
schedel met een zacht roodbruine golfjestekening. Voorhoofd en strepen aan de
achterzijde van de hals witachtiger. Keel witachtig, naar achteren toe
aan de zijkanten grijsbruin gevlekt.
Bovenzijde:
Het bovenste gedeelte
van de rug heeft een roodbruinachtige waas, lichter dan bij de haan. De onderrug
heeft wat grotere bruinzwarte vlekken in de lengterichting.
Vleugels:
De vleugels hebben lichte en
donkere stippen. De binnenste kleine slagpennen en de schouders
zijn zwartbruin gevlekt.
Onderzijde:
De onderzijde is
bruingrijs met een zachte roodbruinachtige golfjestekening. Borst en onderlichaam hebben
witachtige lengtevlekken zonder de zwarte zomen van de haan.
Snavel, ogen,
poten: Snavel
hoornkleurig bruin met een geelachtig rode snavelbasis
|