Van de Goudschouder- of ook wel geelschouder
genoemde - parkiet bestaan twee rassen:
Psephotus chrysopterygius Gould, 1857 Goudschouderparkiet
P. cchrysopterygius chrysopterygius Gould,
1857 Zie nominaatvorm
die voorkomt in
Noordelijk Queensland
P. chrysopterygius dissimilis Collett, 1898 Hoodedparkiet
die voorkomt in het Noordelijk territorium. De Hoodedparkiet werd
vroeger als een aparte soort beschouwd (Psephotus dissimilis),
maar beide soorten stemmen echter in uiterlijk en in leefwijze
zo verregaand overeen dat ze door Peters in zijn cheklist of Birds
of the World tot een enkele soort werden samengebracht.
In onze hobby maken we zowel in naam als in standaard verschil,
reden om de Hooded parkiet n aparte
hier te beschrijven.
Pogingen om bastaarden te kweken tussen respectievelijk de
veelkleurenparkiet en de hoodedparkiet; de
hoodedparkiet x
goudschouderparkiet zijn reeds meerdere malen in de
literatuur vermeld.
Tevens is het bekend, dat diverse kwekers in ons land
dergelijke paringen ook trachten uit te voeren met
de bedoeling daaruit bastaarden te kweken, die geheel
afwijken van hun ouders en om het uiterlijk van de
zeldzame paradijsparkiet te benaderen. Van deze laatste
wordt beweerd, dat zij uitgestorven is. Anderen
beweren, dat de paradijsparkiet een in de vrije natuur
voorkomende bastaard is van de hoodedparkiet x
veelkleurenparkiet.
Pogingen om bastaarden te kweken tussen respectievelijk de
veelkleurenparkiet en de hoodedparkiet; de
hoodedparkiet x
goudschouderparkiet zijn reeds meerdere malen in de
literatuur vermeld.
Tevens is het bekend, dat diverse kwekers in ons land
dergelijke paringen ook trachten uit te voeren met
de bedoeling daaruit bastaarden te kweken, die geheel
afwijken van hun ouders en om het uiterlijk van de
zeldzame paradijsparkiet te benaderen. Van deze laatste
wordt beweerd, dat zij uitgestorven is. Anderen
beweren, dat de paradijsparkiet een in de vrije natuur
voorkomende bastaard is van de hoodedparkiet x
veelkleurenparkiet.
Pogingen om bastaarden te kweken tussen respectievelijk de
veelkleurenparkiet en de hoodedparkiet; de
hoodedparkiet x
goudschouderparkiet zijn reeds meerdere malen in de
literatuur vermeld.
Tevens
In de literatuur zijn verschillende pogingen om de
geelschouderparkiet en de Hoodedparkiet te kruisen beschreven. Het
doel is een vogel te krijgen die in uitelrijk de paradijsparkiet
benaderd/ Er zijn ook mensen die stellen dat de Paradijsparkiet een
in de vrije natuur voorkomende kruising van de veelkleurenparkiet en
houded parkiet is.
Beide ondersoorten worden in de natuur met uitsterven bedreigd.
Het is dus belangrijk om de hier in Europa aanwezige exemplaren
raszuiver te houden en niet met kruisingen, die in het gunstige
geval levensvatbare bastaarden opleveren, te gaan werken.
Beschrijving
Man: Gelijk
aan goudschouderparkiet maar het zwart van de kop is veel
uitgebreider en loopt door tot onder de ogen en tot aan de
snavel. De nek en de rug zijn donker bruingrijs. De kleine en
middelste vleugeldekveren zijn goudgeel van kleur. De keel en de
bovenborst zijn krachtig turquoiseblauw. De onderborst, buik en
dijen zijn eveneens turquoiseblauw .
Pop: Gelijk
aan de pop van de goudschouderparkiet maar het voorhoofd en de
schedel zijn grijsgroen. De wangen hebben een grijsgroene, blauw
bewaasde kleur, terwijl de onderborst en de buik bleek
grijsgroen van kleur zijn. De onderrug en bovenstaartdekveren
hebben een smaragdgroene kleur en de ondervleugeldekveren zijn
blauwgroen van kleur.
Jongen: De
jongen lijken op de pop. Hoewel dit niet in alle gevallen op
gaat zijn de jonge mannen vaak in het nest al te onderscheiden
door hun turquoiseblauwe wangen. De jongen zijn na ca. 16 – 18
maanden op kleur.
Verspreidings- en leefgebied
De
hoodedparkiet komt ook voor in het uiterste noorden van
Australië, namelijk in Arnhemland in de omgeving van Pine Creek
en Daly river. Het leefgebied is vergelijkbaar met dat van de
goudschouderparkiet (zie daar).
Gedrag
Hoodedparkieten zijn vrij actieve vogels die, wanneer ze eenmaal
aan hun verzorger gewend zijn, weinig schuw zijn. Ze zijn over
het algemeen vrij agressief richting soortgenoten. Net als bij
vrijwel alle Australische parkieten mogen paren niet naast
elkaar gehuisvest worden, tenzij er ondoorzichtige tussenwanden
tussen de volières geplaatst zijn die onderling contact
onmogelijk maken. De jongen moeten al vrij vroeg bij de ouders
weggehaald worden omdat de mannen van beide soorten in het
algemeen geen jongen meer in hun omgeving dulden als deze
eenmaal zelfstandig zijn.
Broedproces in het wild
Hoodedparkieten broeden bij voorkeur in of aan het eind van het
regenseizoen.
Het regenseizoen loopt in hun verspreidingsgebied
van november tot april. In deze periode valt er vaak meer dan
1000 mm. neerslag. Het droge seizoen omvat veelal de periode mei
tot november. Vaak valt er dan gedurende 4 tot 5 maanden geen
spatje regen.
De hoodedparkiet broedt tussen mei en januari.
Specifiek voor de soort is dat ze in hoge termietenheuvels van 4
á 5 meter hoogte broeden. In het regenseizoen zijn deze heuvels,
tengevolge van de regen, veel minder hard en kunnen de vogels er
zonder al te veel moeite een 40 tot 50 cm. lange licht oplopende
gang in graven met aan het eind daarvan een ronde broedholte van
ongeveer 14 cm. doorsnede. De broedholte ligt gewoonlijk zo’n
anderhalve meter boven de grond. Opgemerkt dient te worden dat
de hoodedparkiet, bij afwezigheid van een termietenheuvel, ook
wel eens een holle boom gebruikt om te broeden. De pop legt 4
tot 6 witte eieren. De eieren worden om de dag gelegd en alleen
door haar bebroed. Tijdens het broeden gaat de pop samen met de
man meerdere keren per dag op zoek na voedsel. Na zo’n
zoektocht, die ongeveer 20 tot 30 minuten duurt, keert de pop
terug op het nest en gaat verder met broeden. Dit onregelmatig
broeden van de pop is mogelijk door de aanwezige warmte in de
termietenheuvel. Deze zorgt ervoor dat de eieren niet afkoelen
gedurende de tijd dat de pop van het nest af is. De broedduur
bedraagt 19 – 20 dagen. Zodra de jongen uitkomen is de man
actief bij het voeren van de jongen betrokken. Op een leeftijd
van 6 tot 8 dagen worden de jongen niet meer warm gehouden door
de oudervogels. In de goed geïsoleerde termietenheuvels is dit
niet nodig omdat de temperatuur voldoende hoog blijft om de
jongen warm te houden. Bijzonder is dat een motachtig insect (Neossiosynoeca
scatophaga) in de onmiddellijke omgeving van de jongen haar
eitjes legt. De larven voeden zich met de uitwerpselen van de
jongen en houden op deze manier de broedholte schoon. De jongen
vliegen gewoonlijk op een leeftijd van 5 weken uit en worden dan
nog twee tot drie weken door de oudervogels gevoerd.
Broedproces in
de volière
Hoodedparkieten zijn op een leeftijd van een jaar geslachtsrijp
en kunnen op deze leeftijd reeds ingezet worden voor de kweek.
Een aantal van de hier aanwezige hoodedparkieten houden zich nog
hardnekkig aan de broedperiode in Australië. Omdat het hier dan
herfst is zal hier in gevangenschap rekening mee gehouden moeten
worden. Er zal dan ook een aangepaste nestkast aan de vogels
moeten worden verstrekt. Gewoonlijk hebben de vogels een
verwarmd nestblok nodig omdat de pop de jongen niet lang genoeg
warm houdt. Na ongeveer 8 dagen, soms echter maar 5, zit de pop
al vaak buiten het broedblok naast haar partner. Sommige poppen
blijven wel in het nest zitten maar zitten dan niet op de jongen
en houden ze dus niet warm. Als er jongen zijn, vaak al in
maart, is het erg belangrijk om te kijken of de pop ’s nachts
wel op het nest zit en de jongen daadwerkelijk warm houdt. Het
nestblok moet niet te groot zijn, ongeveer 14 x 14 cm.
binnenwerks en een hoogte van ca. 25 cm. Met een dergelijke
kleine binnenmaat kan de pop, als ze in het nest zit, bijna niet
anders dan op de jongen zitten. Voor de ingang moet een tunnel
van ongeveer 10 cm. lengte worden aangebracht. De tunnel dient
ongeveer een diameter te hebben van 6 cm. Als tunnel kan het
beste een holle tak of een holle bamboestam gebruikt worden. Ook
wordt wel gebruik gemaakt van pvc-buis. Er zal rekening gehouden
moeten worden met de temperatuur in het nestblok. Deze dient,
wanneer er jongen zijn, zo rond de 25 tot 30 ºC te liggen. Om
het nestblok te verwarmen kunnen verschillende
verwarmingsbronnen worden gebruikt. Als nestmateriaal
kan gebruik worden gemaakt van een dikke laag vermolmd hout en
veenmos van ongeveer 5 cm. dik. Alvorens het nestmateriaal in
het nest wordt gedaan dient het bevochtigd en vervolgens goed
uitgeknepen te worden. Als het nest klaar is zal de pop de man
naast haar uitnodigen en hem vervolgens gaan liefkozen. Als de
man in broedstemming is zal hij zijn baltsgedrag laten zien.
Vaak luidt hij het baltsgedrag in met het maken van korte
vluchtjes rond en naar de pop. Wanneer hij eenmaal op dezelfde
tak zit als de pop benadert hij haar met opgezette borst- en
kopveren en breed gemaakte schouders. Eenmaal voor haar richt
hij zich op en begint met zijn kop knikkende bewegingen te
maken. Het hele ritueel sluit hij vervolgens af met het voeren
van de pop. Indien de vogels eenmaal in de juiste broedstemming
verkeren zullen al snel de eerste paringen waar te nemen zijn,
meestal in de vroege ochtend. Zolang de pop eieren legt gaan de
paringen tussen beide vogels door. Gemiddeld worden in
gevangenschap 5 eieren gelegd. De eieren worden om de dag gelegd
en alleen door de pop bebroed. De broedduur kan variëren van 20
tot 23 dagen, afhankelijk van het tijdstip waarop de pop is
begonnen met broeden, de klimatologische omstandigheden en de
temperatuur in het nestblok. De jongen worden door beide ouders
op het nest gevoerd. Op een leeftijd van ongeveer 7 á 8 dagen
moeten ze geringd worden met ringmaat 4,5 mm. Na ca. 4 weken
vliegen de jongen uit. Twee tot drie weken na het uitvliegen
zijn ze zelfstandig. Omdat de vogels vaak meerdere broedsels per
jaar grootbrengen is het noodzakelijk de jongen, wanneer ze
zelfstandig zijn, uit te vangen. De jongen zijn op een leeftijd
van ca. 16 maanden op kleur.
Mutaties
Bij de
hoodedparkiet kennen we inmiddels de lutino. De vererving is
geslachtsgebonden recessief.