Haan links en hen rechts

 

VIRGINISCHE BOOMKWARTEL

Wetenschappelijke naam: Colinus virginianus virginianus

Engels: Bobwhite, Northern Bobwhite en Masked bobwhite qual

Duits: Virginiawachtel, Schwartzmaskenwachtel

Frans: Colin de Virginie, Colin de Ridgeway

Algemeen: Binnen de soort en ondersoorten is er een grote verscheidenheid aan kleuren en grootte.  Zoals uit de vele verschillende namen in binnen- en buitenland blijkt gaat deze vogel onder verschillende namen gebukt, maar ook over de wetenschappelijke namen van de ondersoorten is nog geen eenduidigheid. Verscheidene ondersoorten en mutaties en variaties hebben zich geprofileerd tot min of meer eigenljke species. Ook bewuste of onbewuste kruizingen hebben het zeer moeilijk gemaakt om visueel nog het onderscheid tussen de verschillende species te kunnen maken. Gelukkig biedt het DNA-onderzoek tegenwoordig de mogelijkheid om uitsluitsle te geven. Er zijn nu wel tweeentwintig ondersoorten erkend. Sommige ondersoorten zijn ingevoerd in Canada, Puorto Rico, Hawaii, Nieuw Zeeland en West India. De ondersoort C.v. taylori is uitgezet in Washington, Oregon, Idaho, Noorost VS, de Pinos Eilanden en Cuba.
Er is uiterlijk geslachtsonderscheid tussen de haan en de hen. In een bepaalde periode kan er een zogenaamde rode verkleuring optreden.

In America worden de boomkwartels onder de naam Bobwhite massaal gekweekt in een beschermd millieu en vervolgens weer uitgezet als jachtvogel. Deze vogel, die in 1758 door Linnaeus in Zuid Carolina is ontdekt is waarschijnlik wereldwijd een van de meest voorkomende kwartels.

In onze volieres treffen we in West Europa eigenlijk alleen de nominaatvorm en de C.v. Ridgeway aan. De laatste staat in Nederland ook bekend als de Zwartmaskerboomkwartel en is onder die naam ook nog eens apart op deze site beschreven.

Het is een kwartel die heel geschikt is voor beginnende kwekers. Indien het hok voorzien is van een zanderig, droog en tochtvrij gedeelte kan hij zelfs als winterhard worden beschouwd. Nadeel in de voliere is wel dat ze altijd de hoogste zitstok in willen nemen,w at ze minder geschikt maakt om samen te houyden met kleinere duifjes en dergelijke. De soort is gevoelig voor worminfecties, met name keelwormen (Syngamus tracha).

Van een vogel die zoveel wordt gekweekt in de volieres mag het geen verbazing wekken dat er intussen kleurmaties zijn ontstaan en ook zijn vastgelegd. Ik noem hierbij:

bruin
Bij het bruin behoudt de tekening de wildkleur, maar is het geel fel opgebleekt. Het iwt is bij de hen geelbruin. De bruine mutatie vererft geslachtsgebonden.

wit
De mutatie wit kan voorkomen met zwarte ogen en is dan feitelijk een extreem bonte. Deze mutatie vereft recessief.
De echte albino is uiteraard ook wit en heeft rode ogen en deze mutatie vererft geslachtsgebonden.

blauwwildkleur

bont
wordt niet gevraagd bij onze club. Vindt u deze mutatie mooi streef dan naar een zo scherp mogelijk en symetrisch patroon.

grijs
Bij de kleurmutatie grijs is het bruin gemuteerd naar grijs bruin, de tekening is wat minder intensief.

zilver
Ook bij het zilver is het bruin vervangen door een grijsbruine kleur. De kop van de haan is zwartgrijs. Vanaf de snavelbasis loopt een creme kleurige streep boven het oog tot in de hals. De keel is cremewit afgerand met een zwarte streep, die uitmondtin een zwarte vlek achter het oog. Bij de hen is de oog- en keelaftekening geler. De zwarte aftekening en de zwarte vlek achter het oog ontbreken. De snavelaanzet is wat lichter, de hals en bovenborst grijzer en de buik geler met minder aftekening.  

rood De zgn Tennessee Red
Bij de rode Virginische boomkwartel zijn de hanen fel donker roodbruin. De zwarte en/of zwartbruine tekeningen van de bevedering van kop, schouders, bovenrug en dergelijke zijn weliswaar nog aanwezig, maar minder opvallend en minder contrastrijk. Kin en keel zijn zwart. Soms is een witte dwarse vlek zichtbaar in de borst. De zwarte bandering van de buikbevedering is smaller en zachter; bovendien beperkt de bandering zich meer tot de veerzomen, hetgeen bij hennen in de normale kleurfase niet het geval is.

In het algemeen is deze rode kleurslag warmer van kleur. Er zijn exemplaren met een witte keel en een witte oogstreep en met een gele keel en oogstreep.

In de rode kleurfase lijkt de hen veel op de haan. Het kastanjebruin is eenkleuriger en omvat kin, keel en kop. De zwarte tekening van voorhoofd en schedel ontbreekt.
Er zijn exemplaren met een witte keel en een witte oogstreep en met een gele keel en oogstreep

gevlekt
De gevlekte is waarschijnlijk ontstaan uit een kruising. Deze mutatie lijkt veel op de in de hande genoemde Mexicaanse kwartel, maar is niet de echte Mexicaanse kwartel. C.v. mexicanus
De gevlekte is aanzienlijk geler van kleur. Het wit van de hanenkop is ook geler. Zijn kruin is zwart met cremekleurige vlekjes, de snavelbasis en keel zijn cremekleurig. De bovenkop met cremekleurige in d ekeel overgaande streep. De cremekleurige keelvlek is afgerand met een zwarte band die doorloopt tot onder het oog.

gepareld
De geparelden worden dikwijls ten onrechte Mexicaanse kwartel of Mexicaanse Bobwhote genoemd. De hen mist de felle kleurcontrasten. Bij de hanenkop is de kruin zwart met kastanjebruine spikkels, op de bovenkop met een wit in geelachtig overlopende streep. Achter het oog is er een zwarte vlek, de keel is afgerand met een zwarte band.
Bij de hen is de bovenkop minder zwart, de cremekleur is meer geelachtig. De snavel en pootkleur en de grondkleur van d ebevedering is wat bleker,

geband
De gebande is waarschijnlijk ook ontstaan uit een kruising. Deze mutatie  is iets groter dan de nominaatvorm. De kleur is vooral donkerder op de rug en vleugels en zwaarder getekend.
Bij de hen is de kleur meer geelbruin, waarbij ook de zwaardere tekening opvalt. Het wit van de kop en keel is meer geelachtig en de schedel en de band rond de kin zijn bruin.
De oogkleur is bruin, de staartpennen zijn helder dwars gestreept, de flanken hebben een grove tekening.

isabel geband
De isabel geband is ontstaan uit een kruising tussen de gabande en de zilver. Ze vertonen een meer geelachtige kleur, maar met dezelfde zwaardere tekening van de gebande.

Door de vele kruisingen van ondersoorten met afwijkende kleuren, zoals de zwartmasker met de nominaatvorm is het zeer moeilijk om de bastaarden te herkennen. Jonge kuikens zien er allemaal gelijk uit en ook de volwassen hennen van de ondersoorten vertonen geen enkel verschil.

De ANBVV Vraagt alleen de nominaatvorm en de Zwartmaskerboomkwartel in de wildvorm in haar vraagprogramma. De verschillende kleuren zijn nog niet apart in een standaard beschreven.

De NHDB is in Nederland een stap verder en heeft naast de wildkleur de barred (gebande), de gevlekte, de grayson, grijs, Red Tennessee, wit en zilver beschreven.

U vindt ze bij www.nhdb.nl/siervogel/

Bij de verschillende ondersoorten worden waar mogelijk de te onderscheiden punten genoemd.

Herkomst: Oosten van de Verenigde Staten.

Lengte: 24-27 cm gewicht ca 175 gram.

Ringmaat: 6 mm.

C.v. virginianus (Linnaeus 1758)

HAAN

Kop en masker: Voorhoofd wit evenals een brede band, die vanaf het voorhoofd "door het oog" naar achteren in de nek loopt. Vanaf de achterkant van de nek loopt een zwarte band midden over de schedel en gaat dan over in het zwart van het voorste stuk van de bovenkop, dat de witte band aan de rugzijde omzoomd. De rest van bovenkop en achterkop hazelkleurig bruin tot donker roestkleurig bruin. Veel veertjes van het achterhoofd hebben licht beigekleurige omzoming.

Nekveren tweekleurig: in het midden roestrood tot kastanjebruin, aan beide kanten een zwarte streep en een brede witte zoom. Naar de zijkanten van de nek hebben de buitenvlaggen wat bredere witte zomen dan de binnenvlaggen. Teugels aan bovenzijde wit, aan onderzijde zwart. Oogring zwart. Wangen en oorstreek donker roestbruin, aan boven- en onderzijde omzoomd door een smalle zwarte strook.

Kin en keel: Baard, kin en bovenste gedeelte van de keel wit, omzoomd door een tamelijk brede, zwarte band, dwars over de onderkeel. Onder deze zwarte band een bredere band, die kaneelkleurig tot mat geelbruin gekleurd is; qua kleur en tekening kent deze band veel individuele verschillen. Soms is hij tamelijk eenkleurig, soms bestaat hij slechts uit een rij bruinachtige aftekeningen met witte vlekken.

Bovenlichaam: Bevedering bovenrug mat oranjebruin met licht geelgrijze tot rookgrijze omzoming en idem waas. Naar de zijden toe onvolledige zwarte dwarsbanden. Bovenste gedeelte van de rug en het midden van de rug is donker geelbruin tot bijna kastanjebruin; tegen het uiteinden zijn de veren voorzien van veel zwartbruine vlekjes met een heel smalle lichtbeige omzoming en uiteinde. Naar de zijkanten toe zijn de veren van bovenrug, middenrug en stuit lichter mat geelachtig bruin tot donker geelbruin gekleurd met smalle zwarte dwarsbanden; bovendien voorzien van talrijke licht beige gekleurde streepjes die aan beide kanten zwart omzoomd zijn.

Buik: Bevedering bovenste gedeelte van de buik is wit met 4-5 smalle zwarte golfjes. Onderste gedeelte van de buik is eveneens wit, maar met minder of geheel ontbrekende golfjes.

Flanken: Bevedering zijden en flanken wit met zeer brede reebruine middenstrepen die aan beide zijden begrensd worden door smalle zwarte streepjes, die op hun beurt weer omzoomd worden door een witte buitenrand.

Dijen: Dijen witachtig met vage roodachtig okerkleurig vlekken.

Schouders: Schouderbevedering donker kaneelbruin tot donker geelbruin met duidelijke vlekjestekening; aan de basis onregelmatige zwarte banden en op de binnenvlaggen helder lichtbeige omzoming.

Vleugeldekveren: Vleugeldekveren oranjeachtig kaneelrood tot oranjeachtig kaneelbruin. De kleine vleugeldekveertjes hebben vaak een grijs middenste deel en onvolledige smalle dwarsbanden langs de omzoming.

Slagpennen: Kleine slagpennen licht grijsbruin; de binnenste aan de uiteinden donker kaneelrood met smalle, ver van elkaar lopende grijswitte golfjestekening die bovendien zwart omzoomd is. De veervelden tussen de grijswitte golfjes vertonen wat zwarte golfachtige banden. Daarnaast zijn de pennen roodachtig beige omzoomd en hebben ze roodachtig beige uiteinden. De rest van de kleine slagpennen gelijk gekleurd, echter met minder duidelijke banden op de zichtbare delen van de buitenvanen. Grote slagpennen eenkleurig licht grijs bruin.

Staart: Bovenstaartdekveren gelijk gekleurd aan bevedering van zijkanten van rug en stuit, echter meer roodachtig bruin en voorzien van zwarte schachtstreepjes die vaak onderbroken zijn door aaneengesloten stroken van kleine vlekken. Staartpennen grijs; de middelste twee met lichtbeige stippeltjes. Onderstaartdekveren witachtig met vage roodachtig okerkleurige vlekken. De langere dekveren hebben onvolledig zwarte schachtstrepen.

Ogen, snavel, poten: Iris donkerbruin; snavel zwart, poten grijsachtig vleeskleurig.

HEN

Algemeen: Hennen verschillen voornamelijk van de hanen door hun andere kopkleur en koptekening.

Kop en masker: Teugels, brede band boven de ogen, kin en keel zijn okerkleurig beige tot licht oranjegeel. Het midden van het voorhoofd, de schedel en de achterkop zijn geelachtig beige tot roestkleurig rood. De bevedering van het midden van de schedel heeft, grotendeels onzichtbaar, een zwart middenstuk. De veren van de achterkop hebben een beige omzoming. De streek achter ogen en de oorstreek gelijk gekleurd aan de schedel. Het bovenste gedeelte van de keel wordt aan de achterkant begrensd door een smalle zwartbruine tot donker roodbruine strook veren.(bij de haan zwart).

Onderlichaam: De zwarte dwarsbanden van de buikveren zijn wat lichter van kleur en smaller; bovendien liggen de dwarsbanden wat verder van elkaar en zijn daardoor minder opvallend.

Snavel, poten: Snavel zwart met een lichtgele bovensnavelbasis. Loopbeen en tenen lichter gekleurd dan bij haan.

De ondersoorten

C.v. virginianus (Linnaeus 1758) is de hierboven beschreven nominaatvorm, die voorkomt van  Virginia tot Noord Florida en Westelijk tot Alabama, Oost VS.

C.v. marilandicus (Linnaeus 1758) komt voor van Zuidoost Maine tot Virginia, Noordoost VS

C.v. floridanus (Coues 1872) komt voor op het schiereiland Florida  Oosten van de VS. Zij is kleiner dan de nominaatvorm, de bevedering is donkerder van kleur en tekening.

C.v. cubasensis (G.R. Gray 1846) wordt in Amerika de Cuba bobwhite genoemd. Zij komt voor op Cuba en de Pinos eilanden en is veel donkerder en roder van kleur dan de hierboven beschreven nominaatvorm. Zij bezit ook een veel bredere zwarte keelband. De bovenbuik en flanken zijn lichtbruin met een zwarte omzoming. Het voorste gedeelte van de bovenste delen is donker roest bruin en het achterste deel is grijs. De zwarte vlekken op de vleugels en stuit zijn aanmerkelijk groter.
De hen lijkt veel op de hen van de C.v. texanus (Texaskwartel) doch is donkerder met brede zwarte omzoming. De brede streep boven het oog is donker, kin en bovenkeel okerkleurig met een zwartachtige tint.
Deze ondersoort is in 1911 in Engeland terecht gekomen en later ook in Frankrijk en Duitsland.

C.v. mexicanus (Linnaeus 1766) deze is kleiner en lichter van kleur en komt veel voor in de westelijke staten van Mexico.

C.v. taylori (Lincoln 1915) van Zuid Dakota tot Noord Texas en West Missouri, Centraal VS. De soort is later ingevoerd in Washington, Oregon, Idaho, het Noorosten van de VS, de Pinos eilanden en Cuba.

C.v. texanus (Lawrence 1853) wordt in Amerika de Texas bobwhite genoemd. Hij mist de zwarte teugelband, de zwarte vlek op de schouders en de zwarte aftekening van de kleine slagpennen op de rug. De grondkleur van de bevedering is voor beide sexen meer grijs. De witgelke keel is smal zwart omrand. De rug is lichtbruin me de bovenste vleugeldekveren wit geband met een zwarte omzoming.Zoals de naam al aangeeft komt de ondersoort voor in Zuidwest Texas, Couhuila, Nuevo Leon en Tamaulipas in Noordwest Mexico.

C.v. ridgwayi (Brewster 1855) staat in Nederland bekend als Zwartmaskerboomkwartel en is op een aparte pagina beschreven.

C.v. macalatus (Nelson 1899) komt voor van Centraal Tamaulipas tot Noord-Veracruz en zuidoostelijk tot San Luis Potosi, Noordoost Mexico.

C.v. aridus (Aldrich 1942) komt voor van Centraal Tamaulipas tot Zuidoost- San Luis Potosi, Noordoost Mexico.

C.v. graysoni (Lawrence 1867) komt voor van Zuidoost Nayarit en Zuid Jalisco tot Morelos, Zuid Hidalgo,  San Luis Potosi, Midden Mexico.
Deze ondersoort is iets kleiner dan de nominaatvorm, is gelijk van tekening, maar meer grijszwart op de rug en vleugels.

C.v. nigripectus (Nelson 1897) komt voor van Puebla, Morelos, Mexico en de staat Mexico.

C.v. pectoralis (Gould 1843) komt voor op de berghellingen van Centraal Vera Cruz, Oost Mexico. Deze soort staat in Amerika bekend als Rufous bellied Bobwhite

C.v. godmani (Nelson 1897) komt voor in het laagland van Veracruz Oost Mexico.

C.v. minor (Nelson 1901) komt voor in Noordoost Chiapas en het aanpalende Tabasco in Zuid Mexico.

.C.v. agriceps (Ogilvie-Grant 1893) komt voor in het uiterste deel van West Oaxaca in Zuid Mexico. Deze ondersoort wordt in Nederland de Zwartkop boomkwartel genoemd.

C.v. thayeri  (Bang en Peters 1928) komt voor in Noordoost Oaxaca, Zuid Mexico.

C.v.harrisoni (Orr en Webster 1968) komt voor Zuidwest Oaxaca, Zuid Mexico.

C.v. coyolcos (P.L.S. Muller 1776) de kust van Oost Oaxaca en Noord Chiapas,  Mexico

C.v. nelsoni (Brodkorb 1942) Zuid Chiapas,  Mexico.
Door sommige deskundigen wordt aan de juiste naamgeving en het verwantschap van deze ondersoort getwijfeld.

C.v. salvini (Nelson 1897) de kust van  Zuid Chiapas,  Mexico.

C.v. insignis (Nelson 1897)  Zuid Chiapas, Zuid Mexico, Huehuetenango en West Guatamala..

Bronnen
Lesboek Kwartels ANBVV
Kleine honderachtigen van de wereld, Wilfried Lombary
www.nhdb.nl/siervogel/

 

Introductiepagina duiven en kwartels | Chinese dwergkwartels | Japanse kwartels | Tandkwartels | Patrijzen en frankolijnen | Echte kwartels | Vechtkwartels | Lachduiven | Diamantduiven | Overige duiven

Ons adres:
Telefoon: 06-33788007

E-mail: info@speciaalclub.nl