ZWARTMASKER BOOMKWARTEL
Wetenschappelijke
naam: Colinus
virginianus ridgwayi
Engels:
Masked Bobwhite
Duits:
Schwarzmasken/Ridgwaywachtel
Frans:
Colin de Ridgway
Algemeen:
Er is uiterlijk
geslachtsonderscheid tussen haan en hen. Ook wel
Mexicaanse Bobwhite genoemd.
Herkomst:
Noord-Mexico, Noord en Centraal Sonora, Zuid
oost Arizona, Zuidwest VS.
Deze soort verschilt zoveel van de nominaatvorm Colinus virginianus virginianus
(de virginische boomkwartel) dat hij onder zijn eigen naam bekend is.
De soort wordt door de jacht, het gebruik van
pesticiden en het verwerven van landbouwgronden bedreigd. In Arizona wordt de
soort nu beschemd en is nu ook beschermd door de cites wetgeving.Er werden door
de Amerikaanse overheid enkele kweek- en herintroductieprogramma's opgezet, die
echter weinig succes hadden. Nadat de regerign enkele van hun bloedlijnen van
wildvangexemplaren aan de vogelliefhebbers had vrijgegeven, verliep de kweek in
het voliere millieu verbazingwekken goed.
DE zwartmaskerboomkwartel kwam pas in 1983 voor
het eerst in Belgie en West Europa. Kort daarna was Engeland aan de beurt. Ook
in ons volieremillieu bracht de nafok geen grote moelijkheden met zich mee.
Tijdens de winter worden ze probleemloos in droge, maar verder onverwarmde
hokken of volieres gehouden.
Lengte:
24-27 cm, 173 gram
Ringmaat:
6 tot 6,5 mm
HAAN
Kop en masker:
Voorhoofd, voorste stuk
van de schedel, teugels, kin, keel en krop zwart. Oorstreek en zijkanten van
de hals roodachtig bruin. Boven het oog is vaak een smalle witte band
zichtbaar; incidenteel is het wit "ingenomen" door zwart. De nek en het middelste en
achterste stuk van de bovenkop zijn licht kaneelkleurig rood met zwarte vlekken en,
vooral in de nek, witte streepjes.
Bovenlichaam:
Bovenrug licht
roestkleurig kaneelbruin. De veren van de bovenrug tonen een zwartgespikkelde omzoming.
Onderrug, schouders, stuit en boven-staartdekveren grijsbruin, zwartgevlekt met
golftekening. De bovenstaartdekveren en het onderste stuk van de
stuit hebben een onregelmatige zwarte visgraat-tekening.
Onderlichaam:
Hele onderzijde licht
roestkleurig kaneelbruin. De flanken en de onderstaartdekveren hebben een zwart-witte
tekening. Verder is het onderlichaam eenkleurig.
Vleugels:
Slagpennen grijsbruin met
lichter gekleurde grof gespikkelde buitenvanen.Dekveren van grote en kleine
slagpennen zijn grijsbruin, zwartgevlekt, en vertonen een golftekening.
Het grijsbruin vertoont een roestbruine waas. De vleugeldekveren zijn omzoomd
met een tamelijk brede, witte, onregelmatige rand; de binnenvanen
vertonen diepe witte inkervingen, aldus een onderbroken witte zoom vormend.
Staart:
Blauwgrijs, fijn wit en
zwart gespikkeld.
Ogen, snavel, poten:
Iris donkerbruin;
snavel zwart; poten donker hoornkleurig.
HEN
Kop en masker:
De veren van de bovenkop
heeft donkerder gekleurde middenstreepjes terwijl de omzoming lichter is, meer
beige-achtig. Teugels en zijkanten van de kop zijn licht beige en gaan in
een breder wordende bandvorm over naar achteren in de nek.
Bovenlichaam:
Lijkt veel op dat van de Virginische Boomkwartel. De omzoming van de rugbevedering is minder
grijs en contrasteert daardoor sterker. Verder lijkt de bovenzijde veel op die van
de haan.
Onderlichaam:
Kin, baardstreek en keel
zijn eenkleurig licht beige; aan achterzijde omzoomd door een smalle keten van
zwarte en roestbruinkleurige driehoekige vlekjes. Krop licht kaneelkleurig
bruin met wat zwarte en witte tekening. Verder is de onderzijde wit gekleurd.
Zijden en flanken laten een brede kaneelbruine bestreping zien en V- of
U-vormig omzoomd.
Vleugeldekveren:
Vleugeldekveren
oranjeachtig kaneelrood tot oranjeachtig kaneelbruin. De kleine
vleugeldekveertjes hebben vaak een grijs middenste deel en onvolledige smalle
dwarsbanden langs de omzoming.
Slagpennen:
Kleine slagpennen licht
grijsbruin; de binnenste aan de uiteinden donker kaneelrood met smalle, ver van
elkaar lopende grijswitte golfjestekening die bovendien zwart omzoomd is. De
veervelden tussen de grijswitte golfjes vertonen wat zwarte golfachtige banden.
Daarnaast zijn de pennen roodachtig beige omzoomd en hebben ze roodachtig beige
uiteinden. De rest van de kleine slagpennen gelijk gekleurd, echter met minder
duidelijke banden op de zichtbare delen van de buitenvanen. Grote slagpennen
eenkleurig licht grijs bruin.
Staart:
Bovenstaartdekveren gelijk
gekleurd aan bevedering van zijkanten van rug en stuit, echter meer roodachtig
bruin en voorzien van zwarte schachtstreepjes die vaak onderbroken zijn door
aaneengesloten stroken van kleine vlekken. Staartpennen grijs; de middelste twee
met lichtbeige stippeltjes. Onderstaartdekveren witachtig met vage roodachtig
okerkleurige vlekken. De langere dekveren hebben onvolledig zwarte
schachtstrepen.
Ogen, snavel, poten:
Iris donkerbruin;
snavel zwart; poten donker hoornkleurig. |