Blauwwangrosella (p. adscitus adscitus) Latham 1790

Ook met betrekking tot deze soort gelden verschillende opvattingen.
F. Robiller schrijft dat de Blauwwang Bleekkop Rosella door veel deskundigen als een aparte soort wordt beschouwd. T.Arndt daarentegen schrijft over de Bleekkop Rosella en de Blauwwang Bleekkop Rosella dat ze in hun natuurlijke omgeving zo algemeen paren met de Gewone Rosella (Platycercus eximus) en de Pennantrosella (Platycercus elegans) dat er vrijwel geen raszuivere Blauwwang Bleekkop Rosella's meer voor komen.

Ik volg hier op de website de indeling zoals die door Harrie van der Linden in zijn alfabetische lijst van de Psittaciformis en de lesboeken van de ANBVV is genoemd.  Hierin is de Blauwwangrosella de in 1790 door Latham beschreven nominaatvorm en de uiteindelijk door Methews in 1911 als p.a. palliceps beschreven Bleekkoprosella een ondersoort.
In Noordelijk Queensland komt nog een rosellasoort voor, die door sommigen wordt beschreven als Platycerus adscitus amathusiae, de blauwwangbleekkoprosella, die blauwe wangvlekken bezit en een gele vlek op de borst. Hij is kleiner van stuk.
 

De BLAUWWANGROSELLA heeft een lengte van ongeveer 30 cm, gemeten tussen de kruin en de uiteinden van de verlengde staartveren. Het model is een slanke, doch krachtig aandoende gestalte, wigvormig in de platte staart uitlopend. Alle lichaamsafmetingen zijn op elkaar afgestemd en vormen een harmonisch geheel. De kop qua grootte en breedte passend bij het lichaam, vooral bij de man breed en gelijkmatig gewelfd aan het voorhoofd en op de kruin ietwat afgeplat, vervolgens in een vloeiende gebogen zijn via het achterhoofd in de nek verlopend; de kop van de pop kleiner en ronder, zonder afplatting op het schedeldek. De snavelzetting ligt in de profiellijn van de schedel waarbij de korte snavelpunt de befbevedering nagenoeg raakt; de bovensnavel van de man is aan de basis breed er dan die van de pop en daardoor forser. De ruglijn is van het achterhoofd tot aan de uiteinden van de middelste staartveren nagenoeg gestrekt. De hals van alle kanten gezien kort en breed; de borst tamelijk breed en van een sierlijke ronde vorm.
De staart bestaande uit 4 verlengde middelste staartveren en 4 paar trapsgewijs verlopende secundaire staartveren is recht, plat en aan de uiteinden afgerond.
De totale staartlengte komt ongeveer overeen met de romplengte.

De vogel moet op de zitstok een fiere en onbevreesde houding aannemen; het lichaam geheel vrij van de zitstok onder een hoek van tussen de 55 en 60 graden met de horizontaal; de staart recht en gedragen in de lijn van de lichaamsas; de vleugels strak gedragen met 7 zichtbare handpennen waarvan de uiteinden even onder het bovenstaartdek op de staartveren rusten, zonder te kruisen.

Kop en Masker:
Voorhoofd en bovenkop wit-bleekgeel, geleidelijk overgaand in de nek naar het diepere geel van de mantel. De wangvlekken zijn aan de onderkant violetblauw en aan de bovenkant wit. De scheiding tussen blauw en wit van de wangvlekken is niet strak. Vanaf de achterkop tot aan de mantel een geleidelijk zwaarder wordende schubtekening, bestaande uit zwarte veren met een brede donkergele rand.

Vleugels:
De buitenkant van de vleugels is bleekviolet. Dit begint op de vleugelbochten direct vrij breed en loopt in een brede baan naar de zwarte, met blauwe buitenvlag, handpennen. Aansluitend op de bleekviolette band bevinden zich de diepzwarte schoudervlekken, welke zich uitstrekken vanaf de blauwe vleugelbocht tot halverwege de vleugels. De overige vleugeldekbevedering is diepzwart met een brede groengele rand, hetgeen de kenmerkende schubtekening levert.
Lichaam:
Onder de wangvlekken begint de blauwgrijze borstkleur. Geleidelijk gaat deze blauwgrijze kleur over in de egaal blauwe onderbuik. Op de uiteinden van de borst- en buikveren bevindt zich een fijn zwart randje, welke in deze kleurvlakken een fijne regelmatige golftekening veroorzaakt. De mantel is, evenals de vleugels, zwart met een groengele rand. Onderrug en stuit geelgroen.
Staart:
Bovenstaartdekveren geelgroen. Onderstaartdekveren rood. Bovenkant staart donkerzeegroen. Onderkant staart violetblauw, waarbij de trapsgewijs korter wordende staartpennen naar het eind toe lichter van kleur worden.

Ogen:  Donkerbruin
Poten:  Zwartgrijs.
Nagels: Zwart
Snavel: Hoornkleurig wit.

KEURTECHNISCHE OPMERKINGEN NBVV.
Zie hiervoor bij de Bleekkop rosella.




Telefoon: 06-33788007

E-mail: info@speciaalclub.nl

De blauwwangrosellla is de nominaatvorm van de bleekkoprosella

Blauwwangrosella

Introductiepagina Rosella's | Geelbuikrosella | Pennantrosella | Strogele rosella | Bleekkop rosella | Adelaide rosella | Prachtrosella | Stanley Rosella | Browns Rosella | Blauwwangrosella

Speciaalclub Exoten en Parkieten