Prachtrosella (P. eximius cecilae) Van het geslacht Platycercus eximius worden 3 rassen beschreven, te weten: Voor de kleur van deze vogel mogen we u verwijzen naar de beschrijving van de 'gewone' rosella, waarvan de prachtrosella een subspecies is. Toch zijn er duidelijke verschillen met de gewone rosella: alle zwarte veren op de rug zijn breed gezoomd met diepgele randen, hetgeen de vogels terecht wondermooi maken; de randen van de gewone rosella z'n veren zijn immers groen van kleur. We geloven ook, dat de andere tinten intenser zijn; de vogels die we in de loop der jaren in Nederland en Belgie hebben gezien waren weliswaar niet zo scherp van kleur als de wildvogels welke we in Australie mochten observeren en daar bij aviculturist en zagen. Vooral de buik heeft een rode gloed. Onderstaartdekveren zijn diep blauwgroen van tint.
De pop is
minder fel rood en heeft een kleinere snavel, haar wangvlekken zijn grijs
wit.
De pop heeft als beslissend onderscheidingsteken kleine grijsachtige bruine veertje rond haar oog. Een man heeft deze nooit! Lengte: 30-32 cm; vleugels 15 -17 cm; staart 16-18 cm. Land van herkomst: Queensland en het noordelijk deel van Nieuw-Zuid-Wales.
Model en houding De ruglijn is van het achterhoofd tot aan de uiteinden van de verlengde staartveren nagenoeg gestrekt. De hals is van alle kanten gezien kort en breed; de schouderpartij fors en krachtig aandoend; de borst breed en met een gelijkmatige ronding iets naar voren gewelfd, doch niet te sterk. De staart bestaande uit 4 verlengde middelste staartveren en 4 paar trapsgewijs verlopende secundaire staartveren is recht, plat en aan de uiteinden afgerond. De totale staartlengte is ongeveer gelijk aan de romplengte. De vogel moet op de zitstok een fiere en onbevreesde houding aannemen; het lichaam geheel vrij van de zitstok onder een hoek van tussen de 55 en 60 ° met de horizontaal; de staart recht en gedragen in de lijn van de lichaamsas; de vleugels strak gedragen met 7 zichtbare handpennen waarvan de uiteinden even onder het bovenstaartdek op de staartveren rusten, zonder te kruisen. Het is jammer dat we deze subspecies van de rosella niet zo veel in de handel zien, terwijl ondervinding ons toch overduidelijk heeft geleerd, dat de vogels uitstekend voor de fok zijn geschikt en geen moeilijkheden opleveren. Ook worden ze gemakkelijk tam en ze komen zelfs lekkers uit de hand van de verzorger wegnemen. Ook voor de liefhebbers met de kleine beurs geven deze prachtrosella's veel mogelijkheden. We hebben het meermalen mogen meemaken, dat slechts een jaar oude vogels al tot goed broeden kwamen; twee broedsels per seizoen zijn zelfs helemaal geen uitzondering. Voorts kunnen ze uitstekende diensten doen als pleegouders voor duurdere soorten rosella-achtigen. Ook kunnen ze worden gekruist met andere platstaartparkieten, of. schoon de jongen nimmer zo mooi worden en men moet zelfs lang terugkruisen om ze weer raszuiver (als we dit woord in dit verband mogen gebruiken) te krijgen. Al met al ziet men intussen wel, dat deze vogels ideaal zijn in een niet te kleine voliere, waar ze met andere vogels in vrede en vriendschap leven en in de broedtijd niet al te lastig zijn en bijvoorbeeld kleine exoten met rust laten. Voor nadere bijzonderheden omtrent broed. wijze e.d. verwijzen we u naar de nominaatsoort waar we in detail over een en ander spreken. |
Telefoon:06-33788007 E-mail: info@speciaalclub.nl |
De prachtrosella doet zijn naam eer aan |
Prachtrosella |
Introductiepagina Rosella's | Geelbuikrosella | Pennantrosella | Strogele rosella | Bleekkop rosella | Adelaide rosella | Prachtrosella | Stanley Rosella | Browns Rosella | Blauwwangrosella |
Speciaalclub Exoten en Parkieten |