Rosella (P. eximius) Van de Platycercus eximius worden 3 rassen beschreven, te weten: Kleur van man en pop: borst, schouders, nek en kop helder rood. Witte wangvlek. Buik geel met groene glans. Rug geel met groenzwarte veerzomen (geschubd). Stuit groengeel. Grote slagpennen van de vleugels blauw. Staart blauw, wit gebandeerd. Middelste staartveren groen. On derstaartveren rood. Ogen bruin, snavel grijswit, poten zwartbruin. De pop is minder fel rood en heeft een kleinere snavel; haar wangvlekken zijn grijswit. De kleuren geven echter zelden een definitief uitsluitsel. De enig zekere kentekenen zijn de kleine grijsachtig bruin gekleurde veertjes rond het oog, welke bij de man ontbreken. Jonge vogels hebben veel groen in de nek. Lengte: 30-32 cm; vleugels 15-17 cm; staart 16-18 cm. Land van herkomst: vanaf het zuiden van Queensland tot in Victoria en het zuidoosten van de staat Zuid.Australie (vooral ten westen van de hoofd-stad, Adelaide). Het dier komt eveneens op Tasmanie voor. Model en houding Forse, krachtig aandoende gestalte, wigvormig in de platte staart uitlopend.Alle lichaamsafmetingen zijn op elkaar afgestemd en vormen een harmonisch geheel. De ruglijn is van het achterhoofd tot aan de uiteinden van de verlengde staartveren nagenoeg gestrekt. De hals is van alle kanten gezien kort en breed; de schouderpartij fors en krachtig aandoend; de borst breed en met een gelijkmatige ronding iets naar voren gewelfd, doch niet te sterk. De staart bestaande uit 4 verlengde middelste staartveren en 4 paar trapsgewijs verlopende secundaire staartveren is recht, plat en aan de uiteinden afgerond. De totale staartlengte is ongeveer gelijk aan de romplengte. De vogel moet op de zitstok een fiere en onbevreesde houding aannemen; het lichaam geheel vrij van de zitstok onder een hoek van tussen de 55 en 60 ° met de horizontaal; de staart recht en gedragen in de lijn van de lichaamsas; de vleugels strak gedragen met 7 zichtbare handpennen waarvan de uiteinden even onder het bovenstaartdek op de staartveren rusten, zonder te kruisen. Bijzonderheden: rosella's staan bekend als zeer goede broedvogels; een jaar oude vogels kunnen als zeer goede broeders naam maken! Zelfs als ze nog niet zijn afgeruid! De mannen kunnen we dan van de popjes onderscheiden doordat ze aanzienlijk meer rode veren op de kop bezitten. Het popje legt 4-6, in het wild zelfs 5-9 witte eieren (26-28 x 22-22,8 mm). Het mannetje voert wel, maar broedt niet. Broedtijd: half februari tot in mei (in het wild van september tot januari in holtes in bomen, op stronken en in gat en van hekpalen langs de weg). Als de jongen na ongeveer 24 dagen uitkomen, worden ze door beide gevoerd. Na circa 30 dagen verlaten de borelingen het nest en na on-geveer, zoals reeds opgemerkt, 10-15 maanden zijn ze op volle kleur. Men moet de zelfstandig geworden vogels apart zetten en pas na een jaar, of als ze op volle kleur zijn gekomen, als broedvogels inschakelen. In de vrije natuur leven deze platstaartparkieten paarsgewijs of in grote groepen, vooral in open terrein, door bomen en struikgewas afgewisseld. Ze komen meer op de grond dan dat ze in de bomen zitten. Ze zoeken naar graszaden, wilde vruchten, bessen en kleine insekten. In bepaalde land-bouwgebieden kunnen ze in boomgaarden e.d. grote schade aanrichten. Het fluitend gezang is aangenaam om naar te luisteren. De vogel werd voor het eerst ontdekt in de nabijheid van Rosehill (parramatta). Inteelt behoeft dus niet te worden toegepast! Rosella's kunnen worden gekruist met bleekkoprosella's, Adelaide rosella's, Stanley rosella's, pennanten, Bamards, Port Lincoln parkiet, roodrugparkiet en nog verschillende andere parkieten. |
Telefoon: 06-33788007 |
De gewone Rosella |
Rosella |
Introductiepagina Rosella's | Geelbuikrosella | Pennantrosella | Strogele rosella | Bleekkop rosella | Adelaide rosella | Prachtrosella | Stanley Rosella | Browns Rosella | Blauwwangrosella |
Speciaalclub Exoten en Parkieten |