De oogringdwergpapegaai, die voorkomt in Colombia, heeft twee ondersoorten:

F. conspicillatus metae, die men vindt in west Columbia, ten westen van de Aders bij de rivier Cauca en Narino. Bij deze ondersoort zijn de mannetjes glanzend groen op de kop, keel en borst zijn groengeel. De oogring is blauw en vormt een dunne onderbroken lijn. De poppen zijn nog bleker groen dan deze van de nominaatvorm.

F. conspicillatus caucae, vindt men  in centraal Columbia, in het westen begrensd door de oostelijke uitlopers van de Andes bij Bogota over Cundinamarca, oostwaarts langs de Meta rivier tot West-Venu-zuela. Deze ondersoort verschilt vooral door zijn forse, brede bek.
Ook het blauw bij de mannetjes is blauwer en minder uitgesproken violet, dan bij de nominaatvorm

De oogringdwergpapegaai behoort tot de kleinere Forpussoorten, is iets minder dan 10 cm lang en weegt van 25 tot 30 gram.
Bek en poten zijn hoornkleurig. Zoals de naam het zegt hebben de mannetjes een blauwe en de poppen een emeraldgroene ring rond de ogen.

De mannetjes van de nominaatvorm zijn heel diep donkergroen behalve op de romp, de stuit, de vleugels en de oogring, die blauw tot violetblauw zijn.
De poppen zijn iets lichter groen. Ook het masker en de ondervleugels zijn helderder. De oogring is emeraldgroen.

Zij eten bessen, vruchten en bloemknoppen. Ook graszaden worden graag en veelvuldig opgenomen. Halfrijpe zaden hebben daarbij hun voorkeur.
In het broedseizoen trekken ze paarsgewijs op.
Buiten het broedseizoen worden ze in kleine zwermen waargenomen, terwijl ze zoeken naar voedsel.