|
De Mexicaanse dwergpapegaai heeft twee ondersoorten: F. cyanopygius insularis en F. cyanopygius pallidus. Van beide ondersoorten wordt aangenomen dat ze niet in Nederland gekweekt worden of aanwezig zijn.
Algemeen: De Mexicaanse dwergpapegaai behoort, samen met de xanthops, tot de grootste soorten. Zij worden gemiddeld 14 cm. groot en kunnen tot 35 gram wegen. Bek en poten zijn grijs. F. cyanopygius is gedrongen van vorm en meer tonvormig dan de andere soorten. Men vindt ze vooral in het noordwesten van Mexico evenals op sommige eilanden.
Nominaatvorm: De vleugelpennen, de ondervleugel en de stuit zijn blauw om niet te zeggen turkoois. Dit onderscheidt de Mexicaanse sperlingmannetjes van de andere soorten. Het groen bovenaan is glanzend en helder terwijl onderaan de kleur meer afzwakt naar groengeel. Het voorhoofd is getooid met een gele band. De poppen zijn helemaal groen. Onderaan geler dan de mannen en waar de mannetjes blauw zijn, zijn zij geelgroen. Eenmaal in kweekconditie, wordt de bek van de mannetjes blauwgrijs. Verzorging en kweek zoals voor de andere soorten. De Mexicaanse sperling is eerder zeldzaam en wordt niet zoveel gekweekt in onze streken.
F.c. insularis: De kop is donkergroen. Ondervleugels en stuit zijn groenblauw, het masker is groengeel. Bij de mannetjes zijn romp en vleugels meer donker turkoois, dan bij de nominaatvorm. Zoals uit de naam is af te leiden komt deze ondersoort op de nabij de westkust van Mexico Tres Marias Eilanden voor.
F.c. pallidus: Verschilt van de nominaatvorm doordat zowel mannen als poppen lichter grijsgroen zijn en buik en ondervleugels geler zijn. Deze ondersoort wordt gevonden in het Noordwestelijke deel van Mexico.
|
|